NJ 1979, 254
HR, 12-01-1979, nr. 11318
HR 12-01-1979, ECLI:NL:PHR:1979:AC2295, m.nt. W.H. Heemskerk
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 januari 1979
- Magistraten
Dubbink, Minkenhof, Drion, Haardt, De Groot
- Zaaknummer
11318
- Noot
W.H. Heemskerk
- LJN
AC2295
- JCDI
JCDI:ADS155955:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1979:AC2295, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑01‑1979
ECLI:NL:PHR:1979:AC2295, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑01‑1979
- Wetingang
Rv (oud) art. 263
Essentie
Toewijsbaarheid van incidentele vordering tot ontkentenis van gerechtelijke verrichting. Strekking van bij art. 263 Rv. toegekende bevoegdheid daartoe.
Samenvatting
Het Hof is tot zijn oordeel, dat aan eiseres tot cassatie (‘WBC’) haar incidentele vordering tot desaveu niet kan worden toegewezen, gekomen op twee zelfstandige gronden, t.w.: a. dat WBC niet daadwerkelijk is geschaad door de gewraakte proceshandeling van Mr. X, het nemen van een akte in eerste aanleg, waarbij deze vordering van WBC op de verweerster in cassatie onder 2 (‘Muys’) heeft ingetrokken, en b. dat het intrekken van de vordering niet is te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.