NJ 1976, 159
HR, 27-06-1975
HR 27-06-1975, ECLI:NL:PHR:1975:AC5609, m.nt. G.J. Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 juni 1975
- Magistraten
Wiarda, Hollander, Ras, Koster, Drion
- Zaaknummer
[1975-06-27/BR_71552]
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AC5609
- JCDI
JCDI:ADS142762:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1975:AC5609, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑06‑1975
ECLI:NL:PHR:1975:AC5609, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑06‑1975
- Wetingang
BW art. 1302; BW art. 1303; BW art. 1888; Rv (oud) art. 612
Essentie
1. Dading in de zin van art. 1888 BW?
2. In art. 1888, lid 2, BW voorgeschreven schriftelijke vorm. Geldigheidsvereiste of uitsluitend bewijsmiddel?
3. Vraag of deze bepaling mede toepasselijk is op een voorovereenkomst tot het aangaan van een dading.
4. Strekking van een schadestaatprocedure.
5. Vergoeding van schade als gevolg van ontbinding wegens wanprestatie.
Samenvatting
1. In 's Hofs conclusie dat partijen bij het sluiten van de litigieuze overeenkomst van tegenstrijdige standpunten zijn uitgegaan en zich over en weer opofferingen hebben getroost om tot afwikkeling van hun aannemingsovereenkomst te geraken ligt opgesloten dat de overeenkomst de strekking had ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.