NJ 1976, 128
HR, 27-06-1975
HR 27-06-1975, ECLI:NL:PHR:1975:AC5608
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 juni 1975
- Magistraten
Wiarda, Van Der Linde, Minkenhof, Drion, Koster
- Zaaknummer
[1975-06-27/NJ_55598]
- LJN
AC5608
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1975:AC5608, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑06‑1975
ECLI:NL:PHR:1975:AC5608, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑06‑1975
- Wetingang
BW art. 1421; K art. 246; K art. 247; K art. 248; K art. 249; K art. 250; K art. 251; K art. 252; K art. 253; K art. 254; K art. 255; K art. 256; K art. 257; K art. 258; K art. 259; K art. 260; K art. 261; K art. 262; K art. 263; K art. 264; K art. 265; K art. 266; K art. 267; K art. 268; K art. 269; K art. 270; K art. 271; K art. 272; K art. 273; K art. 274; K art. 275; K art. 276; K art. 277; K art. 278; K art. 279; K art. 280; K art. 281; K art. 282; K art. 283; K art. 284; K art. 285; K art. 286; Rv (oud) art. 398
Essentie
1. Uitkering door (gemachtigde van) een verzekeraar van een voorschot op verzekeringspenningen aan een zelfstandige tussenpersoon, die vervolgens failleert. Bevrijdende betaling?
2. Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep.
Samenvatting
1. Hof: Het enkele in handen van de tussenpersoon stellen door de verzekerde van de door hem ondertekende kwitantie, impliceert geen machtiging betaling te ontvangen en ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden komen vast te staan waaruit zou volgen dat de verzekerde de tussenpersoon in casu had gemachtigd.
Hoge Raad: Dit is een feitelijk oordeel, dat niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is (anders Advocaat-Generaal). Nu de uitbetaling aan de toezending ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.