NJ 1975, 205
HR, 03-01-1975
HR 03-01-1975, ECLI:NL:PHR:1975:AB3573, m.nt. L. Wichers Hoeth, W.L. Haardt
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 januari 1975
- Magistraten
Wiarda, Ras, Van Der Linde, Drion, Koster
- Zaaknummer
[1975-01-03/NJ_55160]
- Noot
L. Wichers Hoeth, W.L. Haardt
- LJN
AB3573
- JCDI
JCDI:ADS157270:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1975:AB3573, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑01‑1975
ECLI:NL:PHR:1975:AB3573, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 03‑01‑1975
- Wetingang
Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297; Rv (oud) art. 337; Row art. 43 lid 4
Essentie
1. Toepasselijkheid van art. 337, lid 1, Rv. in kort geding.
2. Heeft gedaagde ‘het tegendeel’ bedoeld in art. 43, lid 4, Rijksoctrooiwet aannemelijk gemaakt?
Samenvatting
1. De aard van het kort geding verzet zich niet tegen toepasselijkheid van art. 337, lid 2, Rv. in kort geding.
2. Kennelijk op grond van het feit dat Centrafarm (oorspronkelijk gedaagde in dit geding waarin het gaat om een octrooi verleend voor de werkwijze tot bereiding ener nieuwe stof als bedoeld in art. 43, lid 4, Rijksoctrooiwet) in gebreke is gebleven een volledige beschrijving te geven van de wijze waarop de stof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.