NJ 1975, 325
HR, 06-12-1974
HR 06-12-1974, ECLI:NL:PHR:1974:AB3987
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 december 1974
- Magistraten
Hollander, Ras, Van Der Linde, Drion, Koster
- Zaaknummer
[1974-12-06/BR_71469]
- LJN
AB3987
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1974:AB3987, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑12‑1974
ECLI:NL:PHR:1974:AB3987, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑1974
- Wetingang
RO art. 2; Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297
Essentie
1. Bevoegdheid van rechter in kort geding ex art. 2 Wet RO van geschil kennis te nemen. Geldigheid en privaatrechtelijk karakter van verbintenissen van de eiseres tot cassatie.
2. Belang waarmede rekening mag worden gehouden bij beoordeling van spoedeisend karakter van aan President in kort geding gevraagde voorziening.
Samenvatting
1. Het Hof heeft vastgesteld dat de Gemeente aan haar vordering (aan de door haar in kort geding Bo'mobiel ingestelde vordering tot ontruiming van een bedrijfswoning te Rhoon, Red.) ten grondslag heeft gelegd de niet-nakoming door Bo'mobiel van haar verplichtingen uit een overeenkomst (een tussen de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.