NJ 1975, 111
HR, 19-04-1974
HR 19-04-1974, ECLI:NL:PHR:1974:AD3280, m.nt. J.C. Schultsz
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 april 1974
- Magistraten
Wiarda, De Meijere, Hollander, Minkenhof, Drion
- Zaaknummer
[1974-04-19/NJ_55066]
- Noot
J.C. Schultsz
- LJN
AD3280
- JCDI
JCDI:ADS113978:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1974:AD3280, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑04‑1974
ECLI:NL:PHR:1974:AD3280, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑04‑1974
- Wetingang
Alg. bepalingen der wetgeving Curaçao; Wet AB art. 1; Wet AB art. 2; Wet AB art. 3; Wet AB art. 4; Wet AB art. 5; Wet AB art. 6; Wet AB art. 7; Wet AB art. 8; Wet AB art. 9; Wet AB art. 10; Wet AB art. 11; Wet AB art. 12; Wet AB art. 13; Wet AB art. 14
Essentie
Geding waarin rechter onderzoek van de vraag, welk recht ‘te dezen’ toepasselijk was, achterwege kon laten.
Samenvatting
Tegen het beroepen vonnis heeft K., de man, een grief aangevoerd, strekkende ten betoge dat de eerste rechter ten onrechte het familierecht van de Nederlandse Antillen heeft toegepast, hoewel Amerikaans recht had moeten worden toegepast uit kracht waarvan de man, onder de gegeven omstandigheden, het uitsluitend gebruiksrecht toekomt van de woning op Aruba ten aanzien waarvan hij ontruiming door B., zijn echtgenote, vordert.
HR: Hof kon een onderzoek van de in appel aangevoerde grief en van de naar aanleiding daarvan ter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.