NJ 1974, 389
HR, 15-02-1974
HR 15-02-1974, ECLI:NL:PHR:1974:AC3993, m.nt. W.L. Haardt
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 februari 1974
- Magistraten
Wiarda, Hollander, Van Der Linde, Minkenhof, Drion
- Zaaknummer
[1974-02-15/NJ_54803]
- Noot
W.L. Haardt
- LJN
AC3993
- JCDI
JCDI:ADS113887:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1974:AC3993, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑02‑1974
ECLI:NL:PHR:1974:AC3993, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑02‑1974
- Wetingang
BW art. 1944
Essentie
Indruk welke iemand bij zichzelf waarneemt is feit waaromtrent hij getuigenis kan afleggen.
Samenvatting
De in het middel bedoelde verklaring van de getuige v.d.W. betreft de indruk welke deze getuige heeft gekregen op grond van de in zijn tegenwoordigheid door anderen gedane uitlatingen. De indruk welke iemand bij zichzelf waarneemt is een feit waaromtrent hij getuigenis kan afleggen, als berustend op een directe — innerlijke — waarneming. Een zodanige verklaring is niet een bijzondere mening of gissing, bij redenering opgemaakt, welke in art. 1944, tweede lid, BW als getuigenis wordt gewraakt. Het Hof heeft geen rechtsregel geschonden door bedoelde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.