NJ 1974, 76
HR, 08-06-1973
HR 08-06-1973, ECLI:NL:HR:1973:AC0384, m.nt. D.J. Veegens
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juni 1973
- Magistraten
Wiarda, De Meijere, Hollander, Van Der Linde, Minkenhof
- Zaaknummer
[1973-06-08/NJ_54490]
- Noot
D.J. Veegens
- LJN
AC0384
- JCDI
JCDI:ADS63441:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1973:AC0384, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑06‑1973
- Wetingang
BW art. 1954; Rv (oud) art. 332
Essentie
Nadat een vordering in eerste aanleg is afgewezen wordt het gepretendeerde vorderingsrecht hangende de termijn van hoger beroep gecedeerd. Zijn de cessionarissen mede als partij in de zin van art. 332 Rv. aan te merken zodat ze hoger beroep kunnen instellen?
Samenvatting
De bij inleidende dagvaarding ingestelde vordering strekte o.m. tot veroordeling van de Staat om aan de oorspronkelijk eiseres, Mr. C., het bij dagvaarding vermelde bedrag te betalen. Nadat deze vordering door de Kantonrechter was afgewezen, heeft Mr. C. hangende de termijn van hoger beroep haar gepretendeerd vorderingsrecht gecedeerd aan Mr. L. c.s. Na deze cessie zou ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.