NJ 1973, 53
HR, 12-05-1972: Megerzicht
HR 12-05-1972, ECLI:NL:PHR:1972:AC2476, m.nt. K. Wiersma (Megerzicht)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 mei 1972
- Magistraten
Wiarda, Dubbink, De Meijere, Ras, Drion
- Zaaknummer
[1972-05-12/NJ_53943]
- Noot
K. Wiersma
- LJN
AC2476
- Roepnaam
Megerzicht
- JCDI
JCDI:ADS156841:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Erfrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1972:AC2476, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑05‑1972
ECLI:NL:PHR:1972:AC2476, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑1972
- Wetingang
BW art. 950; BW art. 960; BW art. 961; BW art. 962; BW art. 963; BW art. 964; BW art. 965; BW art. 966; BW art. 967; BW art. 968; BW art. 969; BW art. 970; BW art. 971; BW art. 972; BW art. 973; BW art. 974; BW art. 975; BW art. 976; BW art. 1112; BW art. 1113; BW art. 1114; BW art. 1115; BW art. 1116; BW art. 1117; BW art. 1118; BW art. 1119; BW art. 1120; BW art. 1121; BW art. 1122; BW art. 1123; BW art. 1124; BW art. 1125; BW art. 1126; BW art. 1127; BW art. 1128; BW art. 1129; BW art. 1130; BW art. 1131; BW art. 1132; BW art. 1133; BW art. 1134; BW art. 1135; BW art. 1136; BW art. 1137; BW art. 1138; BW art. 1139; BW art. 1140; BW art. 1141; BW art. 1142; BW art. 1143; BW art. 1144; BW art. 1145; BW art. 1146; BW art. 1147; BW art. 1148; BW art. 1149; BW art. 1150; BW art. 1151; BW art. 1152; BW art. 1153; BW art. 1154; BW art. 1155; BW art. 1156; BW art. 1157; BW art. 1158; BW art. 1159; BW art. 1160; BW art. 1161; BW art. 1162; BW art. 1163; BW art. 1164; BW art. 1165; BW art. 1166; BW art. 1167; BW art. 1168; BW art. 1169; BW art. 1170; BW art. 1171
Essentie
Geval waarin het bepaalde in art. 950, tweede volzin, BW niet toepasselijk is te achten. Legaten nietig op grond van artt. 1004 en 1013 BW? Afstand van recht (vereisten waaraan voldaan moet zijn wil aan een handeling de betekenis worden toegekend van het doen van afstand van het recht van legitimarissen zich met een beroep op haar wettelijk erfdeel tegen aangevallen testamentaire beschikkingen te keren). Rechtsverwerking (omstandigheden waaronder het geldend maken door legitimarissen van haar recht op de legitieme portie niet in strijd was met de goede trouw). Waarin bestaat de in art. 960 BW bedoelde legitieme portie? ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.