Hof Amsterdam, 17-11-2005, nr. 863/05
ECLI:NL:GHAMS:2005:AV0128
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
17-11-2005
- Zaaknummer
863/05
- LJN
AV0128
- Vakgebied(en)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2005:AV0128, Uitspraak, Hof Amsterdam, 17‑11‑2005; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
WR 2006, 16 met annotatie van M.F.A. Evers
Uitspraak 17‑11‑2005
Inhoudsindicatie
Verzoek tot benoeming deskundigen ter verhoging huurprijs in beginsel toewijsbaar. Afspraak vaste huurprijs onderzoeken in procedure tot wijziging van huurprijs. Slechts anders indien buiten iedere twijfel is dat huurprijsverhoging niet toewijsbaar is.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Huurster], wonende te [...],
VERZOEKSTER,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
t e g e n
[Verhuurders], wonende te [...],
VERWEERDERS,
procureur: mr. B.J.H. Crans.
1. Het verloop van het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna aangeduid als [huurster] respectievelijk [verhuurders].
Huurster is bij beroepschrift met producties, dat op 3 juni 2005 ter griffie van het hof is ingekomen, in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 maart 2005 van de kantonrechter Utrecht, onder rekestnummer 379571 EJ VERZ 04-4416 gewezen tussen verhuurders als verzoekers en huurster als verweerster. Huurster heeft in dat beroepschrift onder aanvoering van drie grieven geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en afwijzing van het verzoek van verhuurders, onder veroordeling van verhuurders in de kosten van beide instanties.
Op 5 september 2005 is ter griffie van het hof een verweerschrift met producties van verhuurders ingekomen. Verhuurders hebben hierbij geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking, met veroordeling van huurster in de proceskosten van het hoger beroep.
Op 19 september 2005 heeft de mondelinge behandeling van het beroep plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft namens huurster mr. P.A. Ruig, advocaat te Den Haag, het woord gevoerd en namens verhuurders
mr. G. Hilberink, advocaat te Alphen aan den Rijn, beiden aan de hand van pleitaantekeningen.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en is meegedeeld dat uitspraak zal volgen.
2. De beoordeling in hoger beroep
2.1 Huurster huurt van verhuurders een pand aan de [...] te [...] (hierna: het pand). Het pand bestaat uit een bedrijfsgedeelte, waarin huurster een kledingzaak exploiteert, en een woongedeelte. De huurprijs bedraagt fl. 1.600,- (€ 726,05) per maand, dat wil zeggen fl. 19.200,- (€ 8.712,60) per jaar. Verhuurders zijn van mening dat de huurprijs niet overeenstemt met de huurprijs van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse en zij wensen de huur te verhogen. Huurster bestrijdt dat verhuurders daartoe gerechtigd zijn. Daarom heeft zij zich verzet tegen de benoeming van een deskundige die advies kan geven over de vraag of de huur van het pand overeenstemt met die van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse.
2.2 Verhuurders hebben de kantonrechter verzocht op de voet van artikel 7:304 lid 2 BW een deskundige te benoemen. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen en heeft als deskundigen benoemd drie leden van de Bedrijfshuuradviescommissie (door die commissie aan te wijzen), welke is ingesteld door de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Utrecht. Huurster is van deze beslissing in hoger beroep gekomen. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
2.3 Het hof overweegt als volgt.
2.4 Verhuurders hebben belang bij benoeming van (een) deskundige(n), reeds omdat artikel 7:304 lid 1 BW bepaalt dat een vordering tot nadere vaststelling van de huurprijs niet ontvankelijk is indien deze niet vergezeld gaat van een advies van (een) deskundige(n) omtrent de nadere huurprijs. Dit leidt ertoe dat het verzoek in beginsel toewijsbaar is.
2.5 Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat er gronden zijn die zich tegen toewijzing van het verzoek verzetten. De omstandigheid dat - naar huurster stelt - tussen haar en [verhuurder A] (verweerder sub 2) een vaste huurprijs van fl. 1.600,- per maand is overeengekomen, is onvoldoende om tot afwijzing van het verzoek te concluderen, reeds omdat verhuurders een dergelijke afspraak hebben betwist. De juistheid van de stelling van huurster en de gevolgen die aan die stelling moeten worden verbonden, dienen aan de orde te komen in een eventueel op de voet van artikel 7:303 BW tussen partijen te voeren procedure, omdat de onderhavige procedure zich niet leent voor een onderzoek van die kwestie. Dit zou slechts anders zijn indien reeds thans buiten iedere twijfel zou zijn dat het verzoek tot huurprijsverhoging niet toewijsbaar is, maar die conclusie kan niet worden getrokken nu het hof op basis van de onderhavige processtukken en het verhandelde ter zitting niet kan vaststellen of de door huurster gestelde afspraak al dan niet is gemaakt.
2.6 Het hof merkt nog op dat partijen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep beiden te kennen hebben gegeven dat – anders dan de kantonrechter onder 4.2 (b) heeft overwogen – huurster nog steeds € 726,05 per maand betaalt en dat derhalve geen sprake is geweest van tussentijdse verhoging van de huur.
2.7 De conclusie is dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt huurster in de kosten van het appèl en begroot die kosten, voorzover tot op heden aan de zijde van verhuurders gevallen op € 2.032,-;
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.B.C.M. van der Reep, A.N. van de Beek en C.A. Joustra en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2005.