Hof Amsterdam, 27-01-2005, nr. 784/04
ECLI:NL:GHAMS:2005:AS6090
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
27-01-2005
- Zaaknummer
784/04
- LJN
AS6090
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2005:AS6090, Uitspraak, Hof Amsterdam, 27‑01‑2005; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
JIN 2005/142
Uitspraak 27‑01‑2005
Inhoudsindicatie
Kinderalimentatie. Bepaling behoefte kind. Partijen hebben nimmer in gezinsverband samengewoond.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 27 januari 2005 in de zaak met rekestnummer 784/04 van:
[...],
wonende te [woonplaats],
DE VROUW
procureur: mr. R. Lubbers,
t e g e n
[...],
wonende te [woonplaats],
DE MAN,
procureur: mr. M.A. Hupkes.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. De vrouw is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 maart 2004 van de rechtbank te Amsterdam, met rekestnummer 276069 / FA RK 03-5531.
1.2. De man heeft een verweerschrift ingediend en heeft daarbij eveneens hoger beroep ingesteld.
1.3. De vrouw heeft een verweerschrift ingediend in het incidenteel appel van de man.
1.4. De zaak is op 25 november 2004 ter zitting behandeld.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben gedurende korte tijd een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is [het kind] geboren op 15 februari 2001. Partijen hebben nooit met elkaar, noch in gezinsverband met [het kind], samengeleefd.
2.2. Ten aanzien van de man is het volgende gebleken.
Hij is geboren [in] 1967. Hij is alleenstaand.
Hij is tot 1 juli 2004 in tijdelijk dienstverband werkzaam geweest als programmamaker bij [x]. Blijkens de jaaropgaven bedroeg zijn fiscaal loon in 2002 rond € 35.488,-- en in 2003 rond € 41.279,--. Hij heeft in verband met het eindigen van zijn dienstverband bij [x] een vergoeding ontvangen gelijk aan drie maanden salaris. Met ingang van 1 juli 2004 tot 1 november 2004 is hij werkzaam geweest bij een buitenproducent, waarvoor hij rond € 2.000,-- netto per maand aan salaris ontving. Hij heeft sedertdien geen werk.
Aan huur en enige servicekosten betaalt hij rond € 218,-- per maand.
Hij betaalt rond € 200,-- per maand aan premie voor een ziektekostenverzekering.
In verband met een krediet bij de Postbank betaalt hij € 345,-- per maand.
In verband met een schuld bij Informatie Beheer Groep betaalt hij rond € 88,-- per maand aan rente en aflossing.
2.3. Ten aanzien van de vrouw is het volgende gebleken.
Zij is geboren [in] 1974. Zij vormt met [het kind] een eenoudergezin.
Zij ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm van een eenoudergezin. Blijkens de jaaropgave 2003 bedroeg haar fiscaal loon rond € 15.578,--.
Zij volgt een HBO-opleiding Journalistiek.
Na aftrek van huursubsidie betaalt zij rond € 297,-- per maand aan huur en enige servicekosten. De huursubsidie bedraagt rond € 118,-- per maand.
Zij is tegen ziektekosten verzekerd bij een ziekenfonds. Zij betaalt rond € 27,-- per maand voor een aanvullende ziektekostenverzekering.
Zij betaalt rond € 44,-- per maand in verband met peuteropvang voor [het kind] gedurende 3 à 4 ochtenden per week.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking is bepaald, dat de man met ingang van 21 oktober 2003, de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift, € 150,-- per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind], te verhogen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van die minderjarige kan of zal worden verleend.
3.2. Het principaal appel van de vrouw strekt ertoe voor zover mogelijk bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] met ingang van 21 oktober 2003, althans met ingang van een zodanig tijdstip als het hof juist zal achten, op € 400,-- per maand te bepalen, althans op een hoger bedrag dan € 150,-- per maand.
3.3. Naar het hof begrijpt vraagt de man het verzoek van de vrouw in hoger beroep af te wijzen, althans een eventuele verhoging van de bijdrage eerst per datum van de beslissing van het hof te laten ingaan.
In incidenteel appel verzoekt de man –naar het hof begrijpt- de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende met verbetering van gronden de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] op € 150,-- per maand te bepalen, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen.
3.4. Naar het hof begrijpt verzoekt de vrouw het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Partijen strijden over de vraag op welke wijze de behoefte van [het kind] aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding dient te worden vastgesteld, gelet op het feit dat zij nimmer in gezinsverband met [het kind] hebben samengeleefd.
4.2. Het hof stelt voorop dat het feit dat partijen nimmer in gezinsverband met [het kind] hebben samengeleefd, niet eraan in de weg staat dat bij de bepaling van de behoefte van het kind de financiële middelen van de man mede in aanmerking moeten worden genomen. Het wettelijk uitgangspunt is immers, dat zowel de vader als de moeder aan de verzorging en opvoeding van hun kind dienen bij te dragen.
4.3. De vrouw stelt, dat, nu zij in verband met de volledige zorg voor [het kind] is aangewezen op een bijstandsuitkering, bij de bepaling van de behoefte van [het kind] alleen het inkomen van de man in aanmerking dient te worden genomen. Zij voert voorts aan dat, als zij -zonder de zorg voor [het kind]- haar studie Journalistiek regulier had kunnen afmaken, zij ongeveer dezelfde carrièremogelijkheden als de man had gehad en een soortgelijk inkomen had kunnen verwerven. Tijdens haar studie had zij immers gedurende een dag per week een bijbaan als redacteur bij [...] tegen een salaris gebaseerd op ƒ 4.850,-- (rond € 2.201,--) bruto per maand op basis van een 40-urige werkweek.
De man stelt dat er wel in enige, maar niet in doorslaggevende mate rekening dient te worden gehouden met zijn inkomen. Partijen hebben immers nimmer het voornemen gehad om een gezin te vormen, noch is er sprake geweest van een bestendige relatie.
4.5. Het hof overweegt als volgt. Het gaat om de eerste vaststelling van een bijdrage voor [het kind]. Het laat zich voorzien dat een hoge -uitsluitend op het inkomensniveau van de man gebaseerde- bijdrage niet geheel aan [het kind] zal worden uitgegeven, gelet op de beperkte financiële middelen van de vrouw. Bij de bepaling van de behoefte van [het kind] dient in gelijke mate rekening gehouden te worden met de feitelijke situatie van elk van beide partijen, nu beide ouders onderhoudsplichtig zijn. Het hof zal derhalve rekening houden met de situatie dat de behoefte van [het kind] geheel zou worden bepaald op grond van het inkomen van de vrouw en met de situatie dat de behoefte van [het kind] geheel zou worden bepaald op grond van het inkomen van de man, uitgaande van zijn jaaropgave 2003 en zijn verdere omstandigheden, waaronder het feit dat hij geen andere kinderen cq. gezinsleden te verzorgen heeft. Met inachtneming van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen dient het resultaat van beide situaties te worden gemiddeld. Op basis daarvan stelt het hof de behoefte van [het kind] vast op € 250,-- per maand. Het hof ziet, gelet op de aard en de hoogte van het huidige inkomen van de vrouw, geen aanleiding deze bijdrage nog te matigen in verband met hetgeen na vaststelling van deze bijdrage, daadwerkelijk uit de bijstandsuitkering aan [het kind] zal worden besteed. Evenmin vindt het hof aanleiding thans rekening te houden met een mogelijk toekomstig hoger inkomen van de vrouw, dat zich, ook in het verleden, niet daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
4.6. Voorts is aan de orde de vraag in hoeverre de man in staat is bij te dragen in deze behoefte.
4.7. Ten aanzien van het inkomen van de man zal het hof eveneens rekening houden met de jaaropgave 2003 van [x]. Het hof overweegt dat niet vooruit gelopen kan worden op het feit dat thans onduidelijk is in hoeverre de man vanaf februari 2005 –met inachtneming van de omstandigheid dat hij tot november 2004 heeft gewerkt en een beëindigingvergoeding van drie maanden salaris van [x] heeft ontvangen- in de toekomst in staat zal blijken een soortgelijk inkomen te genereren.
4.8. Rekening zal worden gehouden met de schulden van de man bij de Postbank en de Informatie Beheer Groep, nu deze onvoldoende door de vrouw zijn betwist.
4.9. Gelet op de draagkracht van de man dient hij ruimschoots in staat te worden geacht de conform de behoefte van [het kind] vastgestelde bijdrage te betalen. Daarbij verdient opmerking dat van de vrouw, nu zij van een bijstandsuitkering afhankelijk is, geen tegemoetkoming in de kosten van [het kind] kan worden gevergd. Op grond van de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn vermeld en van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof dan ook van oordeel dat een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] van € 250,-- per maand in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven.
4.10. Het hof acht het niet juist, het verzoek van de man te honoreren om de verhoogde bijdrage eerst per datum van deze beschikking te laten ingaan, nu hij met deze wijziging rekening had moeten houden.
4.11. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw rechtdoende,
bepaalt de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] met ingang van 21 oktober 2003, de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift, op € 250,-- (TWEEHONDERD VIJFTIG EURO) per maand, bij vooruitbetaling te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.E. van Zandwijk-Hillebrands, J.P. Splint en J.E. Geuzinge in tegenwoordigheid van mr. M. Wolfrat als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2005.