Hof Amsterdam, 08-11-2004, nr. 962/04
ECLI:NL:GHAMS:2004:AR7923
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
08-11-2004
- Zaaknummer
962/04
- LJN
AR7923
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2004:AR7923, Uitspraak, Hof Amsterdam, 08‑11‑2004; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑11‑2004
Inhoudsindicatie
Toewijzing verzoek eenhoofdig gezag. Criterium.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 8 november 2004 in de zaak met rekestnummer 962/04 van:
[...],
wonende te [woonplaats],
DE VADER,
procureur: mr. C.J.P. Liefting,
t e g e n
[...],
wonende te [woonplaats],
DE MOEDER,
procureur: mr. P.M. Smits.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. De vader is in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 12 mei 2004 van de rechtbank te Utrecht, met rekestnummer 144067 FA RK 02-1910.
1.2. De moeder heeft een verweerschrift ingediend en heeft daarbij eveneens hoger beroep ingesteld.
1.3. De vader heeft een verweerschrift in het hoger beroep van de moeder ingediend, waarbij hij zijn hoger beroep ten aanzien van het recht op omgang tussen hem en de na te noemen kinderen heeft ingetrokken.
1.4. De zaak is op 8 november 2004 ter zitting behandeld.
1.5. De vader is ter zitting niet in persoon verschenen, maar wel zijn procureur.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn [in] 1988 gehuwd. Hun huwelijk is op 31 januari 2002 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 19 december 2001 in de registers van de burgerlijke stand. Uit het huwelijk zijn op 7 april 1993 twee dochters geboren: [hierna te noemen: de kinderen]. De kinderen verblijven bij de moeder.
2.2. Bij voornoemde beschikking van 19 december 2001 is het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen in stand gelaten en een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld.
2.3. Uit een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 augustus 2003 blijkt onder andere dat de vader geen oog lijkt te hebben voor de positie van de kinderen en voorbij gaat aan hun belangen. Hij diskwalificeert de moeder in de communicatie, hij lijkt vast te zitten in zijn eigen denkpatroon, verdriet en kwetsbaarheid, waardoor hij adviezen van anderen niet ter harte kan of wil nemen. Hij is niet in staat de moeder in haar waarde te laten als opvoeder, omdat hij geen enkel respect voor haar weet op te brengen. De Raad heeft op basis van deze bevindingen de rechtbank te Utrecht geadviseerd
- te bepalen dat het gezag over de kinderen alleen aan de moeder toekomt,
- geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen,
- een informatieregeling vast te stellen.
2.4. Bij tussenbeschikking van 14 januari 2004 heeft de rechtbank een voorlopige omgangsregeling vastgesteld van eenmaal per drie weken gedurende anderhalf uur bij TussenThuis te Utrecht.
Deze omgangsregeling heeft niet plaatsgevonden.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is – voorzover thans nog van belang – het inleidende verzoek van de moeder te bepalen dat voortaan alleen aan haar het gezag over de kinderen toekomt, afgewezen.
Voorts is bepaald dat de vader gedurende een periode van twee jaar geen recht op omgang heeft en dat de moeder gehouden is om de vader eenmaal per kwartaal schriftelijk op de hoogte te stellen van gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen en dat zij daarbij tweemaal per jaar een recente foto van de kinderen dient te sturen aan de vader.
3.2. In principaal hoger beroep verzoekt de vader een omgangsregeling vast te stellen en de informatieregeling uit te breiden zoals vermeld in zijn beroepschrift, met veroordeling van de moeder tot betaling van een dwangsom van € 500,-- per keer bij niet nakoming van de verplichting althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist zal achten, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre.
3.3. In incidenteel hoger beroep verzoekt de moeder haar inleidende verzoek ten aanzien van het gezag alsnog toe te wijzen en de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen.
3.4 In zijn verweerschrift in incidenteel hoger beroep heeft de vader zijn appel met betrekking tot de omgang ingetrokken.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Gezag
4.1. De moeder stelt dat het gezamenlijk gezag over de kinderen reeds tot vele conflicten heeft geleid. Zij verwacht dat de conflicten zullen blijven ontstaan bij het voortduren van het gezamenlijk gezag en is daarom van mening dat het in het belang van de kinderen is dat zij alleen het gezag over hen uitoefent. Ter zitting heeft de moeder benadrukt dat het onmogelijk is met de vader te overleggen over opvoedkundige aangelegenheden en dat hij op belangrijke punten zijn toestemming weigert te geven. Als voorbeelden heeft zij genoemd dat de vader heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het aanvragen van paspoorten voor de dochters en dat zij daar over een kort geding procedure heeft moeten voeren. Recentelijk heeft hij geweigerd zijn toestemming te verlenen voor een in de ogen van de moeder noodzakelijk psychologische behandeling van een van de dochters. De vader heeft in dit verband een klacht ingediend tegen de behandelaar, hetgeen de voortzetting van de behandeling bemoeilijkt. De moeder vindt dat de vader het belang van de dochters uit het oog verliest.
4.2. De raadsman van de vader heeft ter zitting de conclusie van de moeder betwist, maar niet de daaraan ten grondslag liggende feitelijke omstandigheden. De vader betoogt dat thans geen redenen aanwezig zijn het gezamenlijk gezag te beëindigen. De rustperiode van twee jaar waarin geen omgangregeling loopt tussen hem en de kinderen dient te worden afgewacht. In deze periode kan worden bezien welke gezagssituatie in het belang van de kinderen is.
4.3. De Raad heeft ter zitting zijn advies zoals gegeven in het Raadsrapport van 29 augustus 2003 gehandhaafd zijnde dat de moeder met het gezag dient te worden belast.
4.4. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting komt het hof tot de conclusie dat de vader de moeder ernstig belemmert om haar taak als verzorgende ouder te vervullen. Met betrekking tot belangrijke opvoedkundige beslispunten weigert hij zijn medewerking te verlenen en ook overigens getuigt zijn handelswijze niet van enig inzicht in de belangen van de kinderen. Tussen de ouders is geen constructief overleg over de kinderen mogelijk, zodat zij niet in staat zijn aan het gezamenlijk gezag een invulling te geven, die niet belastend zal zijn voor de kinderen. Niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd verandering zal komen. Onder deze omstandigheid acht het hof het niet verantwoord het gezamenlijk gezag van de ouders te laten voortduren en is het van oordeel dat het belang van de kinderen met zich brengt dat het gezag over hen aan de moeder alleen dient toe te komen.
Informatieregeling
4.5. Ter zitting is naar voren gekomen dat de informatieregeling zeer moeizaam is verlopen, met name omdat de vader aan de moeder niet kenbaar had gemaakt op welk adres hij verblijft. De moeder heeft aangegeven bereid te blijven haar medewerking te verlenen aan een informatieregeling. Ze heeft daarbij de wens geuit geen reactie van de vader te willen ontvangen.
In het belang van de kinderen is het hof van oordeel dat de informatieregeling moet worden gewijzigd, in die zin dat de moeder eens per half jaar gehouden is de vader schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen en dat zij daarbij een recente foto van de kinderen zendt. Voor deze regeling is het noodzakelijk dat de vader desnoods via de raadslieden van partijen aan de moeder doorgeeft naar welk adres deze informatie kan worden gezonden. Het hof gaat ervan uit dat de vader de wens van de moeder om niet te reageren op hetgeen hem door de moeder is toegezonden, zal respecteren.
4.6. Het hof ziet in het voorafgaande geen enkele aanleiding de moeder te veroordelen tot betaling van een dwangsom bij niet nakoming van haar informatieverplichting jegens de vader, zoals door de vader verzocht. Het verzoek van de vader zal derhalve worden afgewezen.
4.7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt de bestreden beschikking voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen;
beëindigt het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen en bepaalt dat voortaan aan de moeder alleen het gezag over de kinderen toekomt;
bepaalt een informatieregeling, inhoudende dat de moeder eens per half jaar gehouden is de vader schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen en dat zij daarbij een recente foto van de kinderen zendt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Splint, Broekhuijsen-Molenaar en Gras in tegenwoordigheid van mr. Wong als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2004.