Hof Amsterdam, 13-01-2000, nr. 1034/99SKG
ECLI:NL:GHAMS:2000:AA4264
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
13-01-2000
- Zaaknummer
1034/99SKG
- LJN
AA4264
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2000:AA4264, Uitspraak, Hof Amsterdam, 13‑01‑2000; (Hoger beroep kort geding)
- Wetingang
art. 1 Grondwet
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑01‑2000
Inhoudsindicatie
-
1034/ 99 13 januari 2000
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. [appellant1], wonende te [woonplaats],
2. [appellant2], wonende te [woonplaats],
3. [appellant3], wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
procureur: mr. F.C.Kollen,
t e g e n
de vereniging KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
GEINTIMEERDE,
procureur: mr. B.J.H.Crans.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellanten worden hierna aangeduid als [appellant1], [appellant2] en [appellant3] en gezamenlijk als [appellanten gezamenlijk], geïntimeerde als de KNVB.
1.2 Bij dagvaarding van 9 september 1999, gevolgd door een herstelexploot van 15 september 1999, zijn [appellanten gezamenlijk] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de president van de rechtbank Utrecht van 26 augustus 1999, onder kortgedingnummer 103390/KG ZA 99-801/WV gewezen tussen [appellanten gezamenlijk]. -alsmede de niet in appèl optredende Belangenvereniging Scheidsrechters Betaald Voetbal- als eisers en de KNVB als gedaagde.
1.3 [Appellanten gezamenlijk] hebben van grieven gediend en bescheiden in het geding gebracht, met conclusie dat het hof dat vonnis zal vernietigen en de KNVB alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen overeenkomstig het in eerste aanleg door [appellanten gezamenlijk] gevorderde, alsmede in de kosten van beide instanties.
1.4 De KNVB heeft daarop geantwoord en daarbij bescheiden in het geding gebracht, met conclusie tot bekrachtiging van het vonnis, eventueel onder verbetering van gronden, en veroordeling van [appellanten gezamenlijk] in de kosten van -zo begrijpt het hof- het hoger beroep.
1.5 Vervolgens hebben partijen de zaak op 17 december 1999 voor het hof doen bepleiten, [appellanten gezamenlijk] door hun procureur en door mr. C.I.M.Molenaar, advocaat te Volendam, en de KNVB door mr. H.P.Utermark, advocaat te Den Haag, allen aan de hand van nadien overgelegde pleitnotities.
1.6 Partijen hebben ten slotte de stukken van beide instanties aan het hof overgelegd voor arrest. De inhoud van de stukken geldt als hier ingevoegd.
2. Grieven
[Appellanten gezamenlijk] hebben zeven grieven geformuleerd. Voor de inhoud daarvan wordt verwezen naar de appèldagvaarding.
3. Feiten
De president heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.11 een aantal feiten als tussen partijen vaststaand aangemerkt. Daartegen zijn geen grieven gericht, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Beoordeling
4.1 Het gaat in deze zaak om de door de KNVB voor scheidsrechters en assistent-scheidsrechters in het betaald voetbal gehanteerde algemene leeftijdsgrenzen van 47 jaar (met dispensatiemogelijkheid voor maximaal twee seizoenen) onderscheidenlijk 49 jaar.
4.2 [appellant1] en [appellant2] waren werkzaam als scheidsrechter en [appellant3] als assistent-scheidsrechter in de competitie van het betaald voetbal. De KNVB heeft aan elk van hen meegedeeld dat zij vanwege hun leeftijd vanaf 1 juli 1999 niet meer als (asssistent-)scheidsrechter in die competitie worden ingezet.
4.3 De term 'scheidsrechters' zal hierna gemakshalve worden gebruikt als mede omvattend assistent-scheidsrechters (de vroegere grensrechters).
4.4 [Appellanten gezamenlijk]. zijn van mening dat de hantering door de KNVB van de genoemde algemene leeftijdsgrenzen niet objectief te rechtvaardigen is. Zij eisen in dit kort geding: 1) dat de KNVB hen weer toelaat als scheidsrechter in de competitie betaald voetbal en 2) dat het de KNVB wordt verboden de gewraakte algemene leeftijdsgrenzen van 47 onderscheidenlijk 49 jaar voor haar scheidsrechters te hanteren, subsidiair dat de hantering van die leeftijdsgrenzen wordt opgeschort tot daarover in een bodemprocedure zal zijn beslist.
4.5 De president heeft het omstreden leeftijdsonderscheid getoetst aan het discriminatieverbod ('op welke grond dan ook') van artikel 1 Grondwet en artikel 26 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Hij overwoog dat een onderscheid naar leeftijd ongerechtvaardigd is indien daarvoor geen objectieve rechtvaardiging kan worden aangewezen en dat dit betekent dat het onderscheid moet zijn gericht op een redelijk doel en voorts doelmatig en passend (proportioneel) moet zijn (r.o. 3.11). Dat uitgangspunt is juist en is in hoger beroep ook niet bestreden.
4.6 De president heeft de vraag opgeworpen of het hanteren van een rigide leeftijdsgrens voor het door de KNVB beoogde doel (kort gezegd: handhaving van de kwaliteit van het scheidsrechterscorps) niet disproportioneel is, gelet op het uitgebreid aantal instrumenten dat de KNVB gebruikt ter toetsing van de geschiktheid van haar scheidsrechters (r.o. 3.15).
De president overweegt vervolgens dat die conclusie in dit kort geding echter nog niet kan worden getrokken. De slotsom is daarom dat voorshands het hanteren van de leeftijdsgrenzen als objectief gerechtvaardigd valt aan te merken, zodat de vorderingen zijn afgewezen.
4.7 De eerste vier grieven betreffen alle de kwalificatie die aan de tussen de KNVB en elk van de scheidsrechters gesloten overeenkomst moet worden gegeven: volgens de president was dat vóór 1 januari 1999 een overeenkomst van opdracht en na die datum een -nog niet op schrift gestelde- arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. [appellanten gezamenlijk]. betogen dat de scheidsrechters ook vóór 1 januari 1999 al op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam waren.
4.8 Het hof stelt voorop dat het in dit kort geding gaat om de (on)geoorloofdheid van het jegens de scheidsrechters gehanteerde leeftijdsonderscheid en niet om de aard en verdere inhoud van de -voor en na 1 januari 1999- met hen gesloten overeenkomsten, hoezeer dat ook van belang kan zijn voor andere kwesties die de KNVB en haar scheidsrechters aangaan.
In het midden zal dan ook worden gelaten hoe die overeenkomsten moeten worden gekwalificeerd. Hetzelfde geldt voor de vraag naar de juridische status van het door de KNVB opgestelde 'Vademecum Scheidsrechterszaken Betaald Voetbal', waarop de KNVB de gewraakte leeftijdsgrenzen heeft gebaseerd. Dit brengt mee dat de grieven 1 tot en met 4 onbesproken kunnen blijven.
4.9 Wat er derhalve zij van de kwalificatie van de met de KNVB gesloten overeenkomsten en wat er zij van de bindende kracht van het 'Vademecum', de vraag ligt thans voor of de door de KNVB aangelegde algemene leeftijdsgrenzen objectief te rechtvaardigen en daarmee geoorloofd zijn.
4.10 Grief 5 betreft de kern van de zaak. Daarmee keren [appellanten gezamenlijk]. zich tegen de conclusie van de president dat voorshands het hanteren van de leeftijdsgrenzen als objectief gerechtvaardigd valt aan te merken. Zij voeren aan dat het door de KNVB hanteren van een absolute leeftijdsgrens in strijd is met de wet en met het overheidsbeleid, en objectief niet is te rechtvaardigen aangezien de KNVB beschikt over objectieve meetinstrumenten voor een beoordeling van individuele scheidsrechters. Een absolute leeftijdsgrens is daardoor overbodig en onnodig discriminerend en doet geen recht aan de belangen van de scheidsrechters, waaronder hun financieel belang bij continuering van de dienstbetrekking, aldus [appellanten gezamenlijk].
4.11 Het bedoelde instrumentarium ter beoordeling van de geschiktheid van individuele scheidsrechters voor het leiden van wedstrijden in het betaald voetbal, waarop ook in het bestreden vonnis wordt gewezen (zie hierboven onder 4.6), bestaat uit de volgende 'toetsen', waarbij geldt dat degene die op enig onderdeel onvoldoende scoort, niet meer als scheids-rechter wordt ingezet:
- een medische keuring voor de aanvang van elk seizoen door de medische afdeling van de KNVB;
- vier maal per seizoen een zware conditietest;
- twee maal per seizoen een toets op kennis van de geldende spelregels.
Verder wordt iedere scheidsrechter in elke wedstrijd die hij leidt beoordeeld door een waarnemer (een collega), die daarvan een schriftelijk beoordelingsrapport opmaakt.
[appellanten gezamenlijk]. wijzen in dit verband ook nog op het bij de KNVB bestaande stelsel van promotie en degradatie van scheidsrechters (A-, B- en C-lijst en amateurvoetbal), dat voorziet in doorstroming.
De KNVB heeft niet (gemotiveerd) bestreden dat door middel van dit instrumentarium in het algemeen adequaat kan worden getoetst of aan de gestelde (hoge) eisen van fysieke en psychische geschiktheid wordt voldaan.
4.12 [Appellanten gezamenlijk] stellen dat dit instrumentarium van toetsen, dat in de loop der jaren door de KNVB is ontwikkeld en verfijnd, een geschikt en afdoende middel is voor het door de KNVB beoogde doel. Zo wijzen zij erop dat recentelijk zeven (met name genoemde) scheidsrechters, in leeftijd variërend tussen 36 en 46 jaar, moesten afvallen als gevolg van het niet halen van een conditietest, dus onafhankelijk van hun leeftijd. [appellanten gezamenlijk]. brengen voorts naar voren dat zij zelf alle testen in het seizoen 1998/1999 hebben gehaald, dat zij voor het huidige seizoen 1999/2000 niet voor enige test zijn uitgenodigd, maar dat zij zich ook gedurende de appèlprocedure voorbereiden op hun rentree en bereid zijn op eerste verzoek zich aan de vereiste testen te onderwerpen.
4.13 In verband met het bestaan van dit uitgebreide en in het algemeen adequate instrumentarium acht het hof op het eerste gezicht de conclusie gerechtvaardigd dat gebruikmaking daarvan een passender middel is om tot een beëindiging van de scheidsrechtersloopbaan te komen dan het hanteren van een leeftijdsgrens, die -ondanks een dispensatiemogelijkheid van twee jaar- van generieke en rigide aard is. Het komt er dus op aan of de KNVB voldoende gerechtvaardigde en overtuigende argumenten heeft om daarover in dit kort geding anders te oordelen.
4.14 De omstandigheid dat, zoals de KNVB stelt, in de ons omringende landen ook een leeftijdsgrens voor scheidsrechters in het betaald voetbal geldt, kan niet als zo'n argument gelden. Niet is immers gesteld of gebleken dat in die landen een zelfde adequaat en permanent systeem van testen en toetsen bestaat als door de KNVB gehanteerd. Bovendien kan aan een mogelijk elders bestaand gebruik, waarvoor een objectieve rechtvaardiging ontbreekt, geen argument worden ontleend ten gunste van het standpunt van de KNVB.
4.15 Aan de hierboven weergegeven voorlopige conclusie doet evenmin af dat, zoals de KNVB naar voren brengt, de diverse testen een aantal (gestelde) factoren niet goed kunnen meten, zoals de met het klimmen der jaren toenemende blessuregevoeligheid en hersteltijd. Immers, indien al in het algemeen zou gelden dat een 'oudere' scheidsrechter vaker blessures oploopt en/of meer tijd nodig heeft voor herstel, dan zal een en ander toch tot uiting komen in het (ten slotte) niet meer kunnen behalen van een voldoende resultaat bij de lichamelijke conditietesten.
4.16 In dit verband heeft de KNVB nog betoogd dat vanwege deze blessuregevoeligheid en langere hersteltijd het hanteren van een leeftijdsgrens noodzakelijk is, omdat aldus wordt voorkomen dat zich gedurende het voetbalseizoen (te) veel problemen in de beschikbaarheid van het scheidsrechterscorps voordoen, gelet op het aantal beschikbare wedstrijden en de vereiste routine enerzijds en het beperkte aantal scheidsrechters anderzijds.
[Appellanten gezamenlijk] hebben een en ander gemotiveerd bestreden.
In dit kort geding heeft de KNVB op geen enkele wijze, enigszins concreet, haar stellingen onderbouwd. De KNVB heeft ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat de door haar (als van algemene bekendheid) aangenomen blessuregevoeligheid en het afgenomen herstelvermogen bij 'oudere' scheidsrechters daadwerkelijk tot de gestelde beschikbaarheidsproblemen leidt. Daarbij zij ook verwezen naar het in r.o. 4.12 vermelde, niet door de KNVB betwiste, gegeven dat zeven 'jongere' scheidsrechters de test niet hebben gehaald, kennelijk zonder dat dit tot onoverkomelijke problemen heeft geleid. Hier wreekt zich te meer dat die veronderstelde blessuregevoeligheid en vermindering van herstelvermogen vooralsnog door geen enkel medisch of statistisch gegeven wordt ondersteund.
4.17 Naar aanleiding van de overweging van de president dat nader onderzoek nodig is naar -kort gezegd- de geschiktheid van het huidige instrumentarium, heeft de KNVB opgemerkt dat het mogelijk is dat verzwaring van de conditietesten en de vormtesten (inclusief het systeem van ranking) uitkomst van dat onderzoek zal zijn. Waar de KNVB om zo'n onderzoek in eerste aanleg niet had gevraagd en zij niet (voldoende) gemotiveerd heeft gesteld dat en waarom het huidige instrumentarium niet voldoet of kan voldoen ter vaststelling van de geschiktheid ook na het bereiken van de thans gehanteerde leeftijdsgrens, moet aan deze opmerking worden voorbijgegaan.
4.18 Al met al is het hof van oordeel dat het hanteren van de leeftijdsgrenzen voor [appellanten gezamenlijk] in de gegeven omstandigheden disproportioneel is, nu vooralsnog aannemelijk is dat de KNVB beschikt over (en ook daadwerkelijk gebruik maakt van) een uitgebreid aantal adequate meetinstrumenten ter toetsing van de geschiktheid van individuele scheidsrechters voor het leiden van wedstrijden betaald voetbal. Anders dan de president acht het hof het dus voorshands aannemelijk dat voor het jegens [appellanten gezamenlijk]gehanteerde leeftijdsonderscheid geen objectieve rechtvaardiging bestaat.
Het is dan ook vooralsnog aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat aan de tussen partijen tot stand gekomen arbeidsovereenkomst niet door het bereiken van de bedoelde leeftijd een einde is gekomen.
4.19 Het voorgaande betekent dat grief 5 slaagt, evenals grief 7, die ziet op de kostenveroordeling. De overige grieven behoeven geen bespreking.
4.20 Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de onder 1. gevraagde voorziening zal alsnog worden toegewezen op de wijze als in het dictum te vermelden. [Appellanten gezamenlijk] hebben onvoldoende spoedeisend belang bij de onder 2. gevraagde voorziening.
4.21 Als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij dient de KNVB de kosten van het geding in beide instanties te dragen.
5. Beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en, opnieuw rechtdoende,
- veroordeelt de KNVB [appellant1], [appellant2] en [appellant3] als werknemer van de KNVB -met inachtneming van de gebruikelijke geschiktheidsvereisten en af te leggen conditietesten en spelregelstoetsen- weer toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden als scheidsrechter
respectievelijk assistent-scheidsrechter in de competitie van het betaald voetbal van de KNVB;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- veroordeelt de KNVB in de kosten van het geding in beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de kant van [appellanten gezamenlijk]. begroot op ¦ 1.950,- in de eerste aanleg en ¦ 5.734,74 in hoger beroep;
- verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schendel, Sorgdrager en Van der Does de Willebois, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2000.