Hof Amsterdam (OK), 13-03-2003, nr. 253/2003 OK
ECLI:NL:GHAMS:2003:AF5761
- Instantie
Hof Amsterdam (OK)
- Datum
13-03-2003
- Zaaknummer
253/2003 OK
- LJN
AF5761
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2003:AF5761, Uitspraak, Hof Amsterdam, 13‑03‑2003; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Ondernemingsrecht 2003, 16 met annotatie van S.M. Bartman
JOR 2003/85 met annotatie van prof. mr. F.J.P. van den Ingh
Uitspraak 13‑03‑2003
Inhoudsindicatie
-
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING van 13 maart 2003 in de zaak met rekestnummer 253/2003 OK van:
1. De vennootschap naar het recht van Engeland en Wales
CORUS PROPERTY LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland,
2. De vennootschap naar het recht van Engeland en Wales
CORUS SPV LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland,
VERZOEKSTERS,
advocaten: MR R.M. HERMANS en MR L.J. HEYMANS VAN DE BERGH,
procureur: MR B.J.H. CRANS,
t e g e n
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORUS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te IJmuiden, kantoorhoudende te Velsen-Noord,
VERWEERSTER,
advocaat: MR E. HAMMERSTEIN,
e n t e g e n
1. L.J.M. BERNDSEN,
wonende te Antwerpen, België,
2. I. VAN DER ZIJPP,
wonende te Bloemendaal,
3. TH. M. COHN,
wonende te 's-Gravenhage,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: MR M.W. DEN BOOGERT,
e n t e g e n
CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD VAN CORUS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te IJmuiden,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: MR J.A. VAN GIJZEN,
procureur: MR S. VAN SOLKEMA.
1. Het verloop van het geding
1.1 Verzoeksters hebben bij op 11 maart 2003 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven -:
1) te verstaan dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan het beleid van Corus Nederland B.V. (hierna ook de vennootschap of Corus Nederland te noemen), meer in het bijzonder wat betreft aan het aan Corus Nederland toe te rekenen beleid van de Raad van Commissarissen van Corus Nederland;
2) een of meer personen te benoemen tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Corus Nederland met betrekking tot de verkoop van de downstream aluminiumactiviteiten van Corus Nederland aan de vennootschap naar Frans recht Pechiney S.A. (hierna ook Pechiney te noemen) en de voorwaarden waaronder - de Raad van Commissarissen van - Corus Nederland aan de verkoop van deze activiteiten heeft willen meewerken;
3) bij wijze van onmiddellijke voorziening, voor de duur van het geding
a) belanghebbenden 1 tot en met 3 voor de periode tot en met 13 maart 2003 te 24.00 uur te schorsen als lid van de Raad van Commissarissen, althans anderszins te beslissen dat het bestuur van Corus Nederland kan besluiten de aluminiumactiviteiten van Corus Nederland te verkopen aan Pechiney;
b) de Centrale Ondernemingsraad van Corus Nederland B.V. te veroordelen om uiterlijk 13 maart 2003 om 14.00 uur aan Corus Nederland te kennen te geven dat Corus Nederland niet gehouden is de uitvoering van haar besluit tot het tekenen van de Sale and Purchase Agreement (SPA) met Pechiney op te schorten en subsidiair te bepalen dat in afwijking van het bepaalde in artikel 25 lid 6 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) Corus Nederland het besluit tot de verkoop van de aluminiumactiviteiten kan uitvoeren door de SPA met Pechiney te tekenen.
4) Corus Nederland te veroordelen in de kosten van het geding.
1.2 Verzoeksters hebben bij op 12 maart 2003 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen aanvullend verzoekschrift de Ondernemingskamer verzocht bij wijze van onmiddellijke voorziening de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen van Corus Nederland te bevelen alle handelingen te verrichten die nodig zijn voor de verkoop van de downstream aluminiumactiviteiten aan Pechiney.
1.3 Bij op 11 maart 2003 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met één productie heeft de Centrale Ondernemingsraad van Corus Nederland B.V. (hierna ook de COR te noemen) de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven -:
1) verzoeksters in haar verzoek, althans voor zover dit is gericht tegen de COR, niet ontvankelijk te verklaren;
2) het verzoek van verzoeksters tot veroordeling van de COR om aan Corus Nederland te kennen te geven dat Corus Nederland niet gehouden is de uitvoering van haar besluit tot het tekenen van de SPA op te schorten, subsidiair te bepalen dat in afwijking van het bepaalde in artikel 25 lid 6 WOR Corus Nederland het besluit tot verkoop van de aluminiumactiviteiten kan uitvoeren door de SPA met Pechiney te tekenen af te wijzen;
3) voorzover de Ondernemingskamer het verzoek en de voorlopige voorzieningen tegen Corus Nederland toewijsbaar zou achten:
a. Corus Nederland te verbieden een eventueel besluit tot verkoop van de aluminiumactiviteiten uit te voeren voordat de procedures op de voet van de artikelen 25 en 26 WOR zijn nageleefd, dan wel
b. te bepalen dat de SPA slechts mag worden getekend indien dat gebeurt onder opschortende voorwaarden van:
i. het verkrijgen van een positief advies van de COR; of
ii. het afzien van beroep door de COR dan wel het niet of niet tijdig instellen daarvan; of
iii. het ongegrond verklaren van het beroep door de Ondernemingskamer.
1.4 Het verzoek - voorzover het strekt tot het treffen van de verzochte onmiddellijke voorzieningen - is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 12 maart 2003. Mr Hermans heeft het standpunt van verzoeksters nader toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Mr Hammerstein heeft het standpunt van Corus Nederland, dat strekt tot afwijzing van het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen, toegelicht aan de hand van een verweerschrift; bij die gelegenheid heeft hij producties in het geding gebracht. Mr Den Boogert heeft het standpunt van belanghebbenden 1 tot en met 3, dat eveneens strekt tot afwijzing van het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen, toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Mr Van Gijzen heeft het standpunt van de COR nader toegelicht aan de hand van pleitnotities.
1.5 De inhoud van de stukken van het geding, waaronder voormelde pleitaantekeningen, geldt als hier herhaald en ingelast.
2. De vaststaande feiten
2.1 Verzoeksters, hierna ook Corus Property onderscheidenlijk Corus SPV te noemen, zijn beide dochtervennootschappen van de vennootschap naar het recht van Engeland en Wales Corus Group plc, gevestigd te Londen. De aandelen van Corus Group plc zijn genoteerd aan de effectenbeurs van Londen Stock Exchange, Euronext Amsterdam en New York Stock Exchange.
2.2 Corus Property houdt 38.453.904 gewone aandelen en 5.000.000 preferente aandelen, met een nominale waarde van - afgerond - NLG 20 (€ 9,08) elk, in het geplaatste kapitaal van Corus Nederland, Corus SPV houdt 306.806 gewone aandelen en 10.000.000 preferente aandelen, eveneens met een nominale waarde van - afgerond - NLG 20 (€ 9,08) elk in dat kapitaal. Corus Property houdt aldus 81 % van het gehele geplaatste kapitaal in Corus Nederland, Corus SPV houdt de overige 19 % van dat kapitaal.
2.3 Het Corusconcern - Corus Group plc en al haar (klein)dochtervennootschappen - is op 6 oktober 1999 ontstaan uit een fusie van de in Engeland gevestigde British Steel plc en de in Nederland gevestigde Koninklijke Hoogovens N.V. Na de fusie is Koninklijke Hoogovens N.V. omgezet in Corus Nederland. Corus Nederland is ook op haar beurt een holdingvennootschap die de vennootschappen houdt die voor de fusie werden gehouden door Koninklijke Hoogovens N.V. Daartoe behoren onder meer de vennootschappen die zich toeleggen op downstream aluminiumactiviteiten.
2.4 Het bestuur van Corus Nederland wordt gevormd door C.P. Jongenburger, M.J. Oudeman en E. Keddeman. De raad van commissarissen wordt gevormd door L.J.M. Berndsen als voorzitter, I. van der Zijpp, T.M. Cohn en A.P. Pedder. Laatstgenoemde is tevens chief executive officer van Corus Group plc.
2.5 Op Corus Nederland is op de voet van artikel 2:265 BW het zogenaamde gemitigeerde structuurregime van toepassing, hetgeen wil zeggen dat de algemene vergadering van aandeelhouders is belast met benoeming en ontslag van bestuurders en het vaststellen van de jaarrekening.
2.6 In artikel 24 lid 1 van de statuten van Corus Nederland is - onder meer - het volgende bepaald:
Onverminderd hetgeen elders in deze statuten is bepaald, zijn aan de goedkeuring van de raad van commissarissen onderworpen de besluiten van de directie omtrent:
(….)
c. Het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking van de vennootschap of een afhankelijke maatschappij met een andere rechtspersoon of vennootschap dan wel als volledig aansprakelijke vennote in een commanditaire vennootschap of vennootschap onder firma, indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de vennootschap;
d. het nemen van een deelneming ter waarde van ten minste een vierde van het bedrag van het geplaatste kapitaal met de reserves volgens de balans met toelichting van de vennootschap door haar of een afhankelijke maatschappij in het kapitaal van een andere vennootschap, alsmede het ingrijpend vergroten of verminderen van zulk een deelneming; (…).
2.7. Corus Group plc heeft begin 2002 besloten de eerder gevolgde zogeheten 'multi metal strategie' te wijzigen en zich toe te leggen op de staalproductie cum annexis, welk besluit tevens inhield dat de door dochtervennootschappen van Corus Nederland uitgeoefende downstream aluminiumactiviteiten zouden worden verkocht.
2.8 Op 23 oktober 2002 hebben Corus Group plc en Pechiney overeenstemming bereikt over de verkoop van de hiervoor in 2.7 genoemde aluminiumactiviteiten aan Pechiney. Daartoe zou Corus Nederland met Pechiney de in 1.1 vermelde Sale and Purchase Agreement dienen aan te gaan.
2.9 De tussen Corus Group plc en Pechiney bereikte overeenstemming houdt onder meer in dat de SPA uiterlijk op 13 maart 2003 - door Corus Nederland en Pechiney - moet zijn getekend, dat de Raad van Commissarissen van Corus Nederland zijn goedkeuring aan de SPA heeft verleend en dat het medezeggenschapstraject (met de COR) is afgerond. Voorts is overeengekomen dat indien aan deze voorwaarden niet is voldaan, Corus Group plc bij wijze van break-up fee aan Pechiney € 20 miljoen dient te betalen.
2.10 Op 5 juni 2002 heeft het bestuur van Corus Nederland de COR advies gevraagd over het voorgenomen besluit tot verkoop van de downstream aluminiumactiviteiten. De COR heeft op 2 december 2002 negatief geadviseerd.
2.11 Vervolgens heeft de Raad van Commissarissen van Corus Nederland zich op het standpunt gesteld dat de continuïteit van Corus Nederland na de verkoop van de aluminiumactiviteiten in het gedrang zou komen en heeft hij evenmin met het voorgenomen besluit ingestemd.
2.12 Vanaf eind januari 2003 hebben tussen Corus Group plc en het bestuur van Corus Nederland - op gezette tijden in samenspraak met de Raad van Commissarissen en de COR - besprekingen plaatsgevonden om te bezien of de verkoop van de downstream aluminiumactiviteiten onder voorwaarden - alsnog - zou kunnen plaatsvinden. Leidraad daarbij was het verzekeren van de continuïteit van Corus Nederland.
2.13 De - voorzitter van de - Raad van Commissarissen heeft zich met het oog op het bereiken van overeenstemming tussen Corus Group plc en Corus Nederland waaraan de Raad van Commissarissen zijn goedkeuring zou kunnen hechten, voorzien van advisering door NIB Capital Bank N.V. De door deze vennootschap op 5 maart 2003 geformuleerde, op 7 maart 2003 in een conceptovereenkomst neergelegde voorstellen, zijn door Corus Group plc als onaanvaardbaar van de hand gewezen. In het bijzonder heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de voorstellen enerzijds inhouden dat zij in vergaande mate haar zeggenschap over Corus Nederland zou moeten prijsgeven en anderzijds dat de Raad van Commissarissen invloed zou kunnen gaan uitoefenen op het beleid van Corus Group plc en haar dochtervennootschap Corus UK Limited. Daaromtrent heeft op 9 en 10 maart 2003 nader overleg plaatsgevonden tussen A.P. Pedder - in zijn hoedanigheid van CEO van Corus Group plc - enerzijds en de voorzitter van de Raad van Commissarissen anderzijds. Tot instemming van de Raad van Commissarissen met de verkoop van de aluminiumactiviteiten heeft dat echter - nog - niet geleid.
2.14 De hiervoor in 2.12 vermelde besprekingen tussen Corus Group plc en het bestuur van Corus Nederland hebben ertoe geleid dat op 7 maart 2003 de tekst van een te sluiten overeenkomst - door partijen ringfencing agreement genoemd - is vastgesteld. Daarin wordt - onder meer en samengevat - bepaald dat de opbrengst van de verkoop van de aluminiumactiviteiten van Corus Nederland in de eerste plaats beschikbaar blijft voor betalingen ten behoeve van de door Corus Nederland uitgegeven fixed rate bonds en voor het overige wordt gestort op een bankrekening voor de betaling van eventuele claims van Pechiney op grond van de SPA totdat een nieuwe kredietfaciliteit voor de Corus Groep tot stand komt en de Corus Groep een majeure herstructurering van haar activiteiten in het Verenigd Koninkrijk zal hebben aangekondigd, dat het kapitaalinvesteringsniveau van Corus Nederland voor de komende vijf jaar onder een aantal voorwaarden wordt gefixeerd op 80 % tot 120 % van het bedrag van haar afschrijvingen, dat wordt aanvaard dat de goedkeuring van de Raad van Commissarissen voor de verkoop van de aluminiumactiviteiten afhankelijk is van een publieke aankondiging door Corus Group plc inzake een herstructurering in het Verenigd Koninkrijk en dat Corus Group plc zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de uit de SPA voortvloeiende financiële verplichtingen.
2.15 Op 10 maart 2003 heeft het bestuur van Corus Nederland - dat van oordeel is dat onder de gegeven omstandigheden met het ringfencing agreement het belang van de continuïteit van Corus Nederland het beste is gediend - besloten tot verkoop van haar aluminiumactiviteiten aan Pechiney, zulks echter onder de voorwaarde dat de Raad van Commissarissen zowel het besluit tot de verkoop als de ringfencing agreement zal goedkeuren. Het bestuur van Corus Nederland heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de COR zijn rechten ingevolge de WOR moet kunnen uitoefenen.
3. De gronden van de beslissing
3.1 Indien er - hetgeen de Ondernemingskamer veronderstellenderwijze zal doen - van wordt uitgegaan dat voorshands moet worden geoordeeld dat sprake is van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid van Corus Nederland op het terrein waarom het in de zaak gaat, zodat verzoeksters ontvankelijk zijn in haar verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen, dient de vraag te worden beantwoord of het treffen van de verzochte voorzieningen in het belang van Corus Nederland is vereist.
3.2 De Ondernemingkamer zal die vraag in de eerste plaats beoordelen voorzover het verzoek ziet op het functioneren van de Raad van Commissarissen in dit verband en meer in het bijzonder voorzover verzoeksters de Raad van Commissarissen verwijten dat hij niet zijn goedkeuring heeft gehecht aan het besluit van het bestuur van Corus Nederland van 10 maart 2003 de aluminiumactiviteiten, onder de voorwaarden zoals neergelegd in de ringfencing agreement, te verkopen aan Pechiney.
3.3 Bij die beoordeling neemt de Ondernemingskamer, mede gezien de verstrekkendheid van de verzochte voorziening, tot uitgangspunt dat die voorziening slechts dan voor toewijzing vatbaar is indien de Raad van Commissarissen, alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder zowel het belang van Corus Nederland, als - nu zij onderdeel uitmaakt van het Corusconcern - het belang van en de strategie van het Corusconcern, in redelijkheid zijn goedkeuring aan dat besluit niet - langer - kan onthouden. Daaromtrent heeft het volgende te gelden.
3.4 In de eerste plaats is van belang dat het tot de taak van de Raad van Commissarissen van een tot een groep behorende vennootschap en meer in het bijzonder van een structuurvennootschap, ook die met een gemitigeerd regime, behoort om, meer dan het een bestuur van een vennootschap vrijstaat, aandacht te schenken aan de vraag of de belangen van de vennootschap door de concernleiding voldoende in de beschouwing zijn betrokken en op hun waarde zijn geschat, en of de maatregelen die zijn getroffen of de beslissingen die zijn genomen ter veiligstelling van die belangen adequaat en voldoende effectief zijn te achten.
3.5 Met verzoeksters moet worden geoordeeld dat de Raad van Commissarissen van een vennootschap niet en in ieder geval niet zonder méér of ongemotiveerd een beleid mag voeren dat zich niet verdraagt met, althans geen rekening houdt met de concernstrategie en onder omstandigheden zal hebben te aanvaarden dat het belang van de vennootschap waarbij hij is ingesteld zal moeten worden ten achter gesteld bij het belang van het concern in zijn geheel. Anderzijds staat het de concernleiding niet vrij om steeds, althans zonder méér of ongemotiveerd vrij de belangen van een vennootschap in het concern ten achter te stellen bij wat zij ziet als het belang van het concern.
3.6 In de onderhavige zaak kan er wat dit betreft niet aan worden voorbijgegaan dat - zoals voorshands aannemelijk is te achten - de concernstrategie van de strekking dat is afgestapt van de 'multi metal strategie' en dat het Corusconcern zich gaat toeleggen op de staalproductie cum annexis, niet alleen van betrekkelijk recente datum is, maar bovenal tot stand is gekomen zonder, althans hoogstens met een zeer beperkte betrokkenheid daarbij van Corus Nederland. Tegen die achtergrond en in het licht van de omstandigheid dat, ook al is het bedrijfsmatig verband tussen de - goeddeels buiten Nederland - uitgeoefende aluminiumactiviteiten en haar staalactiviteiten in Nederland beperkt, de aluminiumactiviteiten voor Corus Nederland in financieel opzicht een belangrijke plaats innemen, is het niet onaanvaardbaar te achten dat de Raad van Commissarissen, alvorens zijn goedkeuring te hechten aan de door de concernleiding bereikte overeenstemming over de verkoop daarvan aan Pechiney, intensief van gedachten wil wisselen omtrent de vraag of deze verkoop uit een oogpunt van het concernbelang zo zwaarwegend is dat het belang van de vennootschap waarbij hij is ingesteld - zoals hij dat ziet - daarbij ten achter dient te worden gesteld, onderscheidenlijk over de vraag of dat ook dat belang voldoende aandacht krijgt.
3.7 Daarbij voegt zich dat - zoals evenzeer voorshands aannemelijk is te achten - zowel de Raad van Commissarissen als het bestuur van Corus Nederland aanvankelijk niet of nauwelijks bij de transactie van Corus Group plc met Pechiney betrokken zijn en dat eerst door de concernleiding met deze beide organen besprekingen daarover zijn gevoerd nadat in december 2002 de COR had laten weten met de verkoop niet akkoord te zullen gaan en had aangekondigd een daartoe strekkend besluit van het bestuur van Corus Nederland op de voet van artikel 26 WOR te zullen aanvechten.
3.8 Niet uit het oog kan worden verloren dat, ook al is de verkoop van de aluminiumactiviteiten van Corus Nederland aan Pechiney aanvankelijk - vooral - ingegeven door overwegingen van concernstrategie, inmiddels is gaan gelden dat de opbrengst van de transactie mede moet worden aangewend ten behoeve van de herfinanciering van het Corusconcern, die niet is los te zien van de verliezen op zijn in het Verenigd Koninkrijk uitgeoefende activiteiten. Het moet aldus alleszins aanvaardbaar worden geacht dat niet alleen het bestuur maar ook de Raad van Commissarissen van Corus Nederland gedegen geïnformeerd wenst te worden met betrekking tot de vraag of deze herfinanciering het gewenste resultaat zal hebben en of, en zo ja in hoeverre en op welke wijze, erin is voorzien dat de belangen van Corus Nederland niet op onevenredige wijze worden geschaad en dat ook met haar belangen op een evenwichtige wijze rekening is gehouden.
3.9 Dat laatste klemt te meer nu het bestaan van het Corusconcern in zijn huidige vorm het gevolg is van een betrekkelijk recente fusie tussen British Steel plc en Koninklijke Hoogovens N.V. Tegen die achtergrond immers staat het de Raad van Commissarissen vrij in het bijzonder (mede) te waken voor de belangen van Corus Nederland indien hij - in het licht van de wijze waarop de concernstrategie en de overeenstemming tussen de concernleiding en Pechiney waren tot stand gekomen en in het licht van de financiële problemen waarmee het Corusconcern werd geconfronteerd, zoals hiervoor is weergegeven, niet onbegrijpelijk - van oordeel is dat de concernleiding daaraan onvoldoende aandacht heeft besteed.
3.10 Daarover zou wellicht anders dienen te worden geoordeeld indien de Raad van Commissarissen de belangen van het Corusconcern niet in zijn beschouwingen zou hebben betrokken of zou willen betrekken, maar dat daarvan sprake is, is niet aannemelijk geworden. In dit verband is van belang dat, naar de Ondernemingskamer begrijpt, de Raad van Commissarissen - uiteindelijk, door af te zien van een aanvankelijk gewenste penalty clause - van Corus Group plc niet zodanig verstrekkende tegemoetkomingen verlangt dat Corus Nederland zich daarmee in feite buiten de concernstructuur plaatst. Voorzover Corus Group plc heeft gesteld dat de Raad van Commissarissen concessies verlangt die op gespannen voet staan met hetgeen Corus Group plc naar het recht van Engeland en Wales vrijstaat, heeft zij zulks onvoldoende toegelicht.
3.11 Verder heeft te gelden dat, hoezeer ook voor de Raad van Commissarissen een factor van betekenis, de omstandigheid dat het bestuur van Corus Nederland inmiddels op 10 maart 2003 heeft besloten tot verkoop van de aluminiumactiviteiten, de Raad van Commissarissen niet ontheft van zijn eigen verantwoordelijk voor zijn beslissing al of niet zijn - statutair voorgeschreven - toestemming voor het bestuursbesluit te geven en dat hem daarvoor in redelijkheid tijd en gelegenheid dienen te worden geboden.
3.12 Het standpunt van de Raad van Commissarissen dat hij nog niet zijn toestemming aan voormeld bestuursbesluit wil verbinden, heeft hij in het bijzonder gebaseerd op het nog voortduren van het debat tussen hem en de concernleiding over de vraag of in de door Corus Group plc voorgestelde ringfencing agreement voldoende de belangen van Corus Nederland worden behartigd en - in verband daarmee - tevens of de daarin neergelegde tegemoetkomingen voldoende specifiek en eenduidig en aldus voor onbetwistbare tenuitvoerlegging en nakoming vatbaar zijn te achten.
3.13 De Ondernemingskamer overweegt dienaangaande als volgt. Vastgesteld moet worden dat de tegemoetkoming aan de belangen van Corus Nederland in de ringfencing agremeent substantieel is te achten. De opvatting van het bestuur van Corus Nederland dat daarin voldoende grond kan worden gevonden om te besluiten tot verkoop van haar aluminiumactiviteiten, is dan ook niet onbegrijpelijk te achten. Het standpunt van verzoeksters dat ook de Raad van Commissarissen zich in de ringfencing agreement zou moeten kunnen vinden, is eveneens onbegrijpelijk noch onredelijk te achten. Anderzijds kan echter niet worden volgehouden dat de Raad van Commissarissen onredelijk heeft gehandeld of handelt door - in het licht van de problemen waarmee het Corusconcern is geconfronteerd en van het grote financiële belang dat voor Corus Nederland aan haar aluminiumactiviteiten is verbonden - verdergaande voorstellen voor tegemoetkomingen van de zijde van Corus Group plc te doen en daarover te willen spreken en onderhandelen, dan wel meer tastbare zekerheid te verlangen dat de door Corus Group plc gedane toezeggingen en uitgesproken tegemoetkomingen, zoals daarvan blijkt uit de tekst van de ringfencing agreement, inderdaad nagekomen kunnen en zullen worden. Mede gezien de hiervoor in 3.9 vermelde nadere stellingname van de Raad van Commissarissen dat hij bij nader inzien afziet van het opnemen van de eerder op instigatie van de door hem ingeschakelde adviseur voorgestelde - en inderdaad niet zonder meer aanvaardbaar te achten - penalty clause, moet voorts worden vastgesteld dat de Raad van Commissarissen kennelijk niet met miskenning van de belangen van het Corusconcern slechts oog heeft voor de belangen van Corus Nederland of dat hij zich in de lopende besprekingen zodanig onredelijk opstelt dat van Corus Group plc in redelijkheid niet kan worden gevergd de besprekingen met de Raad van Commissarissen verder voort te zetten. Dat zulks het geval zou zijn is, althans voorshands, onvoldoende aannemelijk geworden. Vastgesteld moet dan ook worden dat toewijzing van de verzochte onmiddellijke voorziening een niet te rechtvaardigen ingrijpen door de rechter zou betekenen in een onderhandelingsproces dat in de eerste plaats aan de verantwoordelijkheid van de betrokkenen partijen moet worden gelaten.
3.14 Verzoeksters hebben betoogd dat dat ingrijpen niettemin geboden zou zijn vanwege het grote belang dat is gemoeid met de verkoop van de aluminiumactiviteiten aan Pechiney vóór het verstrijken van de met Pechiney door Corus Group plc overeengekomen datum waarop de afgesproken voorwaarden dienen te zijn vervuld, welk belang volgens verzoeksters eens te meer is gebleken nu het bekend geworden zijn van de mogelijkheid dat de verkoop niet doorgaat een zeer negatief effect heeft gehad op de koers van de aandelen van Corus Group plc.
3.15 Dat betoog kan verzoeksters evenwel niet baten. Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en op de wijze waarop Corus Group plc heeft gekozen het proces van besprekingen en onderhandelingen met Corus Nederland en haar onderscheiden organen te doen plaatsvinden, kan bezwaarlijk de Raad van Commissarissen er een verwijt van worden gemaakt dat niet reeds nú de onderhandelingen tot een voor alle partijen aanvaardbaar resultaat hebben geleid, onderscheidenlijk reeds nú vastgesteld moet worden dat verder onderhandelen in redelijkheid van Corus Group plc niet kan worden gevergd.
3.16 De slotsom is derhalve, dat niet kan worden gezegd dat de Raad van Commissarissen van Corus Nederland niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing aan het besluit van het bestuur van Corus Nederland van 10 maart 2003 tot verkoop van de aluminiumactiviteiten, niet althans - nú - nog niet zijn goedkeuring te hechten. Dat betekent dat het verzoek tot het treffen van een onmiddellijke voorziening waardoor die toestemming in strijd met het standpunt van de - meerderheid van de - Raad van Commissarissen alsnog gegeven kan worden, niet voor toewijzing vatbaar is.
3.17 Bij deze stand van zaken hebben verzoeksters geen - redelijk - belang bij beoordeling van en beslissing op haar verzoek, voorzover zich dat richt tegen de COR. De Ondernemingskamer zal dat een en ander dan ook achterwege laten.
3.18 Al het vorenoverwogene leidt tot de hierna te vermelden beslissing, met aanhouding van iedere verdere beslissing.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
Wijst het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen af.
Bepaalt dat het verzoek tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Corus Nederland B.V. zal plaatsvinden ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer op een nader te bepalen en aan partijen bekend te maken dag en uur.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr Willems, voorzitter, mr Den Boer en mr Cornelissen, raadsheren, prof. dr Traas en Wortel RA, raden, in tegenwoordigheid van mr Tijhuis en mr Bulten, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2003.
coll.: