NJ 1995, 119
Enquêterecht; vertegenwoordiging van verzoekers; ontvankelijkheid; twijfel aan juist beleid; omvang onderzoek
Hof Amsterdam (Ondernemingskamer) 06-01-1994, ECLI:NL:GHAMS:1994:AB9299
- Instantie
Hof Amsterdam (Ondernemingskamer)
- Datum
6 januari 1994
- Magistraten
Vermeulen, Verspyck Mijnssen, ten Kley, Traas, Wessel
- Zaaknummer
[1994-01-06/NJ_67204]
- LJN
AB9299
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHAMS:1994:AB9299, Uitspraak, Hof Amsterdam (Ondernemingskamer), 06‑01‑1994
- Wetingang
BW art. 2:345; BW art. 2:346; BW art. 2:349; BW art. 2:350
Essentie
Enquêterecht; vertegenwoordiging van verzoekers; ontvankelijkheid; twijfel aan juist beleid; omvang onderzoek.
Samenvatting
Geen steun in het recht vindt de stelling dat de bevoegdheid van een aandeelhouder om een enquête te verzoeken niet bij wege van vertegenwoordiging kan worden uitgeoefend.
Verzoekers hebben de in dit geding aangevoerde bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken niet tevoren schriftelijk kenbaar gemaakt aan bestuur en raad van commissarissen van verweerster. Dat vormt in dit geval geen beletsel voor de ontvankelijkheid van verzoekers, nu verweerster reeds geruime tijd in staat van faillissement verkeert, de onderneming reeds lang geleden is gestaakt, en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.