NJ 1985, 383
Hof Amsterdam (Ondernemingskamer), 22-12-1983, nr. 26/83OK: Ogem I
Hof Amsterdam (Ondernemingskamer) 22-12-1983, ECLI:NL:GHAMS:1983:AC8232, m.nt. J.M.M. Maeijer (Ogem I)
- Instantie
Hof Amsterdam (Ondernemingskamer)
- Datum
22 december 1983
- Magistraten
Van Slooten, IJsselmuiden, Joosten, Kleerekoper, Bloembergen
- Zaaknummer
26/83OK
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
AC8232
- Roepnaam
Ogem I
- JCDI
JCDI:ADS155671:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHAMS:1983:AC8232, Uitspraak, Hof Amsterdam (Ondernemingskamer), 22‑12‑1983
- Wetingang
BW art. 2:344; BW art. 2:345; BW art. 2:346; BW art. 2:347; BW art. 2:348; BW art. 2:349
Essentie
De bezwaren kenbaar gemaakt ingevolge art. 2:349 lid 1 BW -het bestuur vooraf waarschuwen -en die in het verzoekschrift genoemd moeten wezenlijk op dezelfde onderwerpen betrekking hebben. Voor de vraag of art. 2:349 lid 1 BW is nageleefd, is van belang dat Ogem reeds jaren kennis draagt van ernstige gebreken in het beleid en de gang van zaken.
Het verzoek tot het instellen van een onderzoek is toewijsbaar, ook al wordt reeds een onderzoek ingesteld of al verkeert de rechtspersoon ten tijde van het indienen van het verzoek in een staat van surseance die gelijk gesteld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.