Hof Leeuwarden, 01-06-2006, nr. 05/1536
ECLI:NL:GHLEE:2006:AY0116
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
01-06-2006
- Zaaknummer
05/1536
- LJN
AY0116
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2006:AY0116, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 01‑06‑2006; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
VR 2007, 33
Jwr 2006/59
Uitspraak 01‑06‑2006
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Wanneer bij het CJIB twee volledige betalingen voorzien van hetzelfde kenmerk binnenkomen, rust op het CJIB de verplichting om na te gaan welke betaling ten onrechte dat kenmerk heeft. Daarbij moet ervan worden uitgegaan dat wanneer één van de betalingen afkomstig is van degene op wiens naam de sanctie is opgelegd, de andere betaling kennelijk niet bedoeld zal zijn geweest voor de betaling van die sanctie. Dat geldt bovendien in versterkte mate wanneer, zoals in de onderhavige zaak, de beide betalingen op dezelfde dag bij het CJIB zijn binnengekomen. Wanneer het CJIB de betaling met het onjuiste kenmerk niet kan plaatsen, dient deze te worden geretourneerd aan degene die dat bedrag heeft betaald. In casu ten onrechte dwangbevel uitgevaardigd.
WAHV 05/01536
1 juni 2006
CJIB 67100668
Gerechtshof te Leeuwarden
Beschikking
op het hoger beroep tegen de beschikking
van de kantonrechter van de rechtbank Haarlem
van 5 november 2005
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 9 juni 2004 uitgevaardigd dwangbevel ongegrond verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op verzoek van de griffier van het hof heeft de advocaat-generaal aanvullende informatie ingediend.
De betrokkene heeft een reactie gegeven op de aanvullende informatie.
3. Beoordeling
3.1. Het hof beschouwt de overweging van de kantonrechter dat de betrokkene het griffierecht niet tijdig heeft voldaan als een kennelijke misslag. Uit de stukken blijkt namelijk dat het griffierecht wel tijdig is voldaan en dat de kantonrechter het verzet inhoudelijk heeft behandeld. Derhalve zal het hof de beslissing van de kantonrechter in zoverre verbeterd lezen.
3.2. Blijkens de stukken is de inleidende beschikking op 2 december 2003 verzonden. De betrokkene heeft hiertegen geen beroep ingesteld, zodat de beschikking onherroepelijk is geworden. Uiterlijk op 27 januari 2004 had het bedrag van de sanctie betaald moeten zijn. De betrokkene heeft het bedrag van de sanctie overgemaakt op het rekeningnummer van het CJIB. Het bedrag is op 1 februari 2004 van zijn rekening afgeschreven. Omdat hij niet het juiste beschikkingsnummer heeft vermeld (namelijk 39067100688 in plaats van 39067100668) is het bedrag verkeerd ingeboekt en is de sanctie van de betrokkene open blijven staan. Omdat het bedrag van de sanctie blijkens de administratie van het CJIB niet is voldaan, is op 18 februari 2004 een aanmaning verzonden, waarbij ook het sanctiebedrag is verhoogd. Aangezien de betrokkene hierop niet heeft gereageerd, is op 10 april 2004 een tweede aanmaning met een verdere verhoging van de sanctie verzonden. Omdat het bedrag van de sanctie inclusief de verhogingen niet is betaald, heeft de officier van justitie op 9 juni 2004 een dwangbevel uitgevaardigd. De betrokkene heeft hiertegen verzet gedaan.
3.3. De betrokkene is van mening dat hij bevrijdend heeft betaald door het bedrag van de sanctie over te boeken op de rekening van het CJIB. Dat vanwege een kleine administratieve onvolkomenheid de sanctie toch open is blijven staan doet daar volgens hem niet aan af. De betrokkene erkent dat hij de eerste aanmaning heeft ontvangen, maar hij verkeerde in de veronderstelling dat zijn betaling en deze aanmaning elkaar hebben gekruist en hij heeft derhalve niet gereageerd. Hij stelt de tweede aanmaning niet te hebben ontvangen.
3.4. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of terecht een dwangbevel is uitgevaardigd. Daartoe overweegt het hof het volgende. Uit de stukken blijkt dat in de zaak met CJIB-nummer 67100688 op 5 februari 2004 tweemaal een betaling van Euro 28,- is binnengekomen. Het CJIB heeft het teveel betaalde bedrag op 31 maart 2004 teruggestort naar degene aan wie in die zaak de sanctie was opgelegd. Desgevraagd verklaart het CJIB "dat er geen aanleiding bestond om te twijfelen aan de juistheid van het door de heer Reeuwijk vermelde CJIB-nummer". Voorts meldt het CJIB dat bij een betaling het rekeningnummer wordt opgeslagen gekoppeld aan de naam van degene aan wie de sanctie is opgelegd en niet aan de naam van degene die de sanctie heeft betaald.
3.5. Het hof is van oordeel dat wanneer bij het CJIB twee volledige betalingen voorzien van hetzelfde kenmerk binnenkomen op het CJIB de verplichting rust om na te gaan welke betaling ten onrechte dat kenmerk heeft. Daarbij moet ervan worden uitgegaan, dat wanneer één van de betalingen afkomstig is van degene op wiens naam de sanctie is opgelegd, de andere betaling kennelijk niet bedoeld zal zijn geweest voor de betaling van die sanctie. Dat geldt bovendien in versterkte mate wanneer, zoals in de onderhavige zaak, de beide betalingen op dezelfde dag bij het CJIB zijn binnengekomen. Wanneer het CJIB de betaling met het onjuiste kenmerk niet kan plaatsen dient deze te worden geretourneerd aan degene die dat bedrag heeft betaald.
3.6. Wanneer het CJIB in de onderhavige zaak had gehandeld in overeenstemming met het onder 3.5. overwogene dan had de betrokkene, in het geval dat het CJIB zijn betaling niet had kunnen plaatsen, het bedrag nog ruimschoots voor de verzending van de tweede aanmaning teruggestort gekregen. In dat geval had hij opnieuw het bedrag van de sanctie inclusief de eerste verhoging kunnen betalen.
3.7. Onder genoemde omstandigheden is het in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur, met name met het zorgvuldigheidsbeginsel, dat de officier van justitie de inning van de sanctie ten laste van de betrokkene heeft doorgezet zonder dat de betrokkene in de gelegenheid is geweest de verschuldigde sanctie (opnieuw) alsmede de eerste verhoging te betalen.
3.8. Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat het dwangbevel ten onrechte is uitgevaardigd.
3.9. Het hof zal derhalve de beschikking van de kantonrechter vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter;
verklaart het verzet gegrond;
bepaalt dat hetgeen uit hoofde van voormeld dwangbevel door de betrokkene is betaald, te weten een bedrag van Euro 187,01, aan de betrokkene wordt gerestitueerd, alsmede dat het door deze op de voet van artikel 26 en 26a WAHV betaalde griffierecht, te weten een bedrag van Euro 206,-, door de griffier van de rechtbank aan hem wordt gerestitueerd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dijkstra, Weenink en Van Wagtendonk, in tegenwoordigheid van De Ruijter als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.