Hof Leeuwarden, 26-08-2005, nr. 0500049
ECLI:NL:GHLEE:2005:AU1865
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
26-08-2005
- Zaaknummer
0500049
- LJN
AU1865
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2005:AU1865, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 26‑08‑2005; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 441 Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JIN 2005/423
Uitspraak 26‑08‑2005
Inhoudsindicatie
Uit de overgelegde stukken blijkt dat bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen de goederen die (zullen) toebehoren aan de vrouw onder bewind zijn gesteld en dat de Stichting Omega Beheer te Hoogeveen tot bewindvoerder is benoemd. Waar in deze alle goederen die aan betrokkene (zullen) toebehoren onder bewind zijn gesteld, dient allereerst de vraag te worden beantwoord, of ook een (eventuele) partneralimentatie tot de onder bewind gestelde goederen behoort. Aangezien onderbewindstelling bescherming beoogt te bieden van meerderjarigen die ten gevolge van hun lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat zijn zelfstandig hun vermogensrechtelijke belangen waar te nemen, dient de term "goederen" niet zodanig eng/strikt te worden uitgelegd dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de beoogde bescherming. In het licht van al het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat de partneralimentatie eveneens behoort tot de in deze (alle) onderbewindgestelde goederen.
Partij(en)
Beschikking d.d. 26 augustus 2005
Rekestnummer 0500049
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr S.A. Roodhof,
advocaat mr H.H. Gerdes,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
procureur mr P. Stehouwer,
advocaat mr M.D. Withaar.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 5 januari 2005 heeft de rechtbank te Assen de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand bepaald op euro 573,- per maand en het meer of anders verzochte afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 4 februari 2005, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 5 januari 2005 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw met ingang van datum inschrijving echtscheidingsbeschikking wordt gesteld op euro 746,-, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 4 maart 2005, heeft de man het verzoek bestreden en verzocht het verzoek tot vernietiging van de beschikking van 5 januari 2005 van de rechtbank af te wijzen en het verzoek dat de man een bedrag van euro 746,- per maand aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, zoals door de vrouw verzocht, af te wijzen, althans tot bepaling van een bedrag als het hof zal vermenen te behoren.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de overige stukken, waaronder een faxbericht d.d. 3 mei 2005 met bijlage, van mr Gerdes.
Ter zitting van 10 mei 2005 is de zaak behandeld.
De beoordeling
Nadere stukken
- 1.
Ter zitting heeft het hof de man in de gelegenheid gesteld binnen één week na de behandeling ter zitting aan het hof en de vrouw te doen toekomen de jaaropgave 2004, waarna de vrouw één week de tijd heeft hierop te reageren.
- 2.
Bij faxbericht van 11 mei 2005 heeft de man een jaaropgave 2004 van
St. Maaltijdvoorziening Zuidwolde toegezonden.
- 3.
De vrouw heeft bij faxbericht van 17 mei 2005 gereageerd op de door de man overgelegde jaaropgave 2004.
De ontvankelijkheid van de vrouw in hoger beroep
- 4.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen van 21 december 2004 de goederen die (zullen) toebehoren aan de vrouw onder bewind zijn gesteld en dat de Stichting Omega Beheer te Hoogeveen tot bewindvoerder is benoemd.
- 5.
Waar in deze alle goederen die aan betrokkene (zullen) toebehoren onder bewind zijn gesteld, dient allereerst de vraag te worden beantwoord, of ook een (eventuele) partneralimentatie tot de onder bewind gestelde goederen behoort.
- 6.
Aangezien onderbewindstelling bescherming beoogt te bieden van meerderjarigen die ten gevolge van hun lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat zijn zelfstandig hun vermogensrechtelijke belangen waar te nemen, dient de term "goederen" niet zodanig eng/strikt te worden uitgelegd dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de beoogde bescherming.
- 7.
In het licht van al het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat de partneralimentatie eveneens behoort tot de in deze (alle) onderbewindgestelde goederen.
- 8.
Gelet op het vorenstaande, alsmede gelet op het feit dat de bewindvoerder ingevolge artikel 1:441 BW de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt, vloeit daaruit voort dat de rechthebbende met ingang van de datum waarop de onderbewindstelling in werking is getreden, niet meer bevoegd is om zelf te procederen c.q. als formele procespartij op te treden.
- 9.
Waar in de beschikking van de onderbewindstelling geen (later) tijdstip van ingang is vermeld, gaat het hof ervan uit dat de onderbewindstelling in werking is ingetreden daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden.
- 10.
Gelet op het vorenstaande, alsmede gelet op de datum waarop de beschikking van de onderbewindstelling is gegeven, zijnde 21 december 2004, en waar voorts het tegendeel is gesteld noch gebleken, gaat het hof er vanuit dat de betreffende beschikking in ieder geval reeds vóór 4 februari 2005, zijnde de datum waarop hoger beroep is ingesteld, in werking was getreden.
- 11.
Uit het vorenstaande vloeit tevens voort dat de vrouw niet meer gerechtigd was tegen de beschikking van de rechtbank van 5 januari 2005 hoger beroep in te stellen, maar dat die bevoegdheid uitsluitend nog aan de bewindvoerder toekwam.
- 12.
In het licht hiervan dient de vrouw derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep.
- 13.
Immers, uit de strekking van de onderbewindstelling vloeit voort dat de bewindvoerder degene is die dient af te wegen en te beslissen of en zo ja op welke wijze de vermogensrechtelijke belangen het best gediend worden, waartoe ook behoort de beslissing of hoger beroep moet worden ingesteld tegen een beslissing met betrekking tot partneralimentatie.
Slotsom
- 14.
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking d.d. 5 januari 2005.
Aldus gegeven door mrs Melssen, voorzitter, Bloem en Van Eck, raden, en uitgesproken door mr Melssen, raadsheer, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Bons als griffier ter bijzondere openbare terechtzitting van dit hof van vrijdag 26 augustus 2005.