Hof Leeuwarden, 27-11-2002, nr. 0200328
ECLI:NL:GHLEE:2002:AF1109
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
27-11-2002
- Zaaknummer
0200328
- LJN
AF1109
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Auteursrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2002:AF1109, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 27‑11‑2002; (Hoger beroep kort geding)
- Vindplaatsen
Computerrecht 2003, p. 67 met annotatie van H. Struik
IER 2003, 3 met annotatie van F.W. Grosheide
Uitspraak 27‑11‑2002
Inhoudsindicatie
-
Arrest d.d. 27 november 2002
Rolnummer 0200328
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. de besloten vennootschap Wegener Uitgeverij Gelderland-Overijssel B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
2. de besloten vennootschap Wegener Uitgeverij Midden Nederland B.V.,
gevestigd te Houten,
3. de besloten vennootschap Uitgeversmaatschappij De Gelderlander B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
4. de besloten vennootschap Uitgeversmaatschappij Zuidwest-Nederland B.V.,
gevestigd te Breda,
5. de besloten vennootschap Algemeen Dagblad B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
6. de besloten vennootschap De Volkskrant B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
7. de besloten vennootschap Wegener eMedia B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
8. de besloten vennootschap PCM Interactieve Media B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
in eerste aanleg: eiseressen,
hierna gezamenlijk te noemen: Wegener c.s.,
procureur: mr J.V. van Ophem,
voor wie gepleit heeft mr J.C.H. van Manen, advocaat te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap Hunter Select B.V.,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Hunter Select,
procureur: mr V.M.J. Both,
voor wie gepleit heeft mr Ch.A. Alberdingk Thijm, advocaat te Amsterdam.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 18 juli 2002 door de voorzieningenrechter van de rechtbank te Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 9 augustus 2002 is door Wegener c.s. hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Hunter Select tegen de zitting van 21 augustus 2002.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"voorzover rechtens mogelijk, het vonnis, dat op 18 juli 2002 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank te Groningen onder rolnummer 59233 KG ZA 02-226 in kort geding tussen partijen is gewezen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
I. geïntimeerde te gelasten zich, met onmiddellijke ingang, te onthouden van iedere inbreuk, rechtstreeks, dan wel door middel van een op enigerlei wijze met haar verbonden (rechts)persoon op de databankrechten van appellanten en zich te onthouden van genoemd overig onrechtmatig handelen, in het bijzonder het opvragen, verveelvoudigen, aanbieden of (anderszins) openbaar maken of hergebruiken van (samenvattingen) van vacature-advertenties uit de dagbladen van appellanten; op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 25.000, te betalen voor elke dag (een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend) dat geïntimeerde - geheel of gedeeltelijk - met de nakoming hiervan in gebreke blijft;
II. geïntimeerde te gelasten, binnen drie dagen na datum van het in deze te wijzen arrest, opgave te doen van al diegenen bij wie zij de litigieuze databestanden betrekt en betrokken heeft, inclusief namen en adressen, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 10.000, te betalen voor elke dag (een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend) dat geïntimeerde - geheel of gedeeltelijk - met de nakoming hiervan in gebreke blijft;
III. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van dit geding in eerste instantie en in hoger beroep."
Bij memorie van antwoord is door Hunter Select verweer gevoerd met als conclusie:
"Tot verwerping van de door Wegener c.s. aangevoerde grieven, alsmede tot niet-ontvankelijkheid van Wegener c.s. in hun - deels gewijzigde - eis, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Wegener c.s. in de kosten van beide procedures."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's met producties door hun advocaten.
Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof een dag bepaald waarop arrest zal worden gewezen.
De grieven
Wegener c.s. hebben tien grieven opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot de vaststaande feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1 (a t/m d) van genoemd vonnis d.d. 18 juli 2002 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Met betrekking tot de wijziging van eis
2. In hoger beroep hebben Wegener c.s. hun eis uitgebreid met het hierboven weergegeven onderdeel II. Nu Hunter Select niet op de in art. 130 lid 1 Rv. bedoelde wijze bezwaar tegen deze vermeerdering van eis heeft gemaakt, zal het hof recht doen op de aldus gewijzigde eis.
Met betrekking tot de grieven
3. De grieven 1 t/m 5 zijn alle gericht tegen r.o. 4.2 van het vonnis waarvan beroep, waarin de voorzieningenrechter tot de conclusie komt dat de krant noch als geheel noch wat betreft haar afzonderlijk onderdelen voldoet aan de definitie van het begrip databank in art. 1 lid 1 sub a van de Databankenwet, met als gevolg dat geen sprake kan zijn van een databankrecht van Wegener c.s., zodat Hunter Select daarop geen inbreuk kan maken. Deze grieven lenen zich, gelet op hun onderlinge samenhang, voor een gezamenlijke behandeling.
4. Genoemde grieven hebben betrekking op de centrale vraag in dit geding: is de krant dan wel de van die krant onderdeel uitmakende rubriek personeelsadvertenties aan te merken als een databank in de zin van de Databankenwet, zodat aan de uitgever van de krant - als "producent" in de zin van art. 1 lid 1 sub b van de Databankenwet - de door deze wet geboden bescherming tegen het opvragen of hergebruiken van (een substantieel deel van) de inhoud daarvan toekomt?
Het debat tussen partijen heeft zich - zeker in hoger beroep - met name toegespitst op de zaterdagedities van de betreffende kranten, alsmede op de vraag of de in die edities vervatte personeelsadvertentie-rubrieken al dan niet als databank dienen te worden aangemerkt. Daartoe is onder meer een aantal recente exemplaren van bedoelde zaterdagedities in het geding gebracht.
Gelet hierop, en voorts op het debat tussen partijen, dient het door Wegener c.s. gevorderde aldus te worden opgevat dat haar stellingen met name zijn beperkt tot genoemde zaterdagedities. Het hof zal op de aldus begrensde vorderingen van Wegener c.s. recht doen.
Het voorgaande brengt met zich - mede gelet op hetgeen hierna nog zal worden overwogen onder 19 - dat de gevraagde voorlopige voorzieningen niet zullen kunnen worden toegewezen jegens de appellanten 7 en 8, nu deze rechtspersonen geen (zaterdagedities van) kranten uitgeven.
5. De Databankenwet vormt onderdeel van de wetgeving ter implementatie van de Richtlijn 96/9 EG van het Europese Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, Pb EG L77 (hierna: de Richtlijn). Terwijl de Auteurswet (auteursrechtelijke) bescherming biedt aan databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormen (zie art. 10 lid 3 van de Auteurswet in verband met art. 3 lid 1 van de Richtlijn), wordt in de Databankenwet aan de producent van een databank - ook wanneer deze zich niet kenmerkt door een originele structuur - een zogenaamd "recht sui generis" ter bescherming tegen het opvragen of hergebruiken van (een substantieel deel van) de inhoud van de databank toegekend. Doel van de toekenning van dit recht is de bescherming van de aanzienlijke investering die de productie van een databank vergt (zie overwegingen 7 t/m 12 van de Richtlijn en MvT, TK, 1997-1998, 26 108, nr. 3, blz. 3).
Het oorspronkelijke voorstel voor de Richtlijn van de Europese Commissie (Pb EG van 23 juni 1992, nr. C 156/4) voorzag slechts in de bescherming van elektronische databanken, doch deze bescherming is uiteindelijk uitgebreid tot niet-elektronische databanken (zie overweging 14 van de Richtlijn), hetgeen in de definitie van het begrip databank tot uiting komt door de woorden "of anderszins toegankelijk" (zie art. 1 lid 2 van de Richtlijn en art. 1 lid 1 sub a van de Databankenwet).
6. De Hoge Raad heeft in het El Cheapo-arrest (HR 22 maart 2002, RvdW 2002, 61) geoordeeld dat overweging 20 van de Richtlijn niet meebrengt dat afzonderlijke delen van de databank zelf niet ook als databank kunnen worden beschouwd. Voor de beoordeling van de vraag of delen van een databank zelf ook als afzonderlijke databanken kunnen worden aangemerkt, dient te worden vastgesteld of deze afzonderlijke delen vallen onder de omschrijving van art. 1 lid 1 sub a van de Databankenwet.
Het hof zal derhalve eerst een voorlopig oordeel geven over de vraag of de rubriek personeelsadvertenties als onderdeel van de zaterdagedities van de kranten waar het in dit geding om gaat, is aan te merken als een databank in de zin van de wet.
7. Genoemd art. 1 lid 1 sub a van de Databankenwet omschrijft het begrip databank als volgt:
"een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering".
7.1. Het hof neemt bij het geven van zijn voorlopig oordeel tot uitgangspunt dat, nu de wetgever de bovenstaande definitie heeft gegeven van het begrip "databank", welke voor zover thans relevant inhoudelijk aansluit bij de definitie en het toepassingsbereik zoals deze zijn voorzien in de Richtlijn, bij de toepassing van deze definitie in beginsel de bewoordingen daarvan - mede bezien in het licht van hetgeen overigens is neergelegd in de Databankenwet en de Richtlijn - van doorslaggevende betekenis zijn. Dit sluit niet uit dat bij twijfel omtrent de redelijke uitleg van een onderdeel van de definitie aansluiting zou kunnen worden gezocht bij hetgeen naar objectieve maatstaven volgt uit en aansluit bij de (overige) bepalingen van de wet en de daarbij behorende en daaraan ten grondslag liggende (toelichtende) stukken, maar dat zal, gelet op de functie van een wettelijke definitie die toch in de eerste plaats strekt ter voorkoming van onduidelijkheid omtrent de omvang van het toepassingsgebied van hetgeen waarop de definitie in het kader van de betreffende regelgeving betrekking heeft, niet zover kunnen gaan dat - met een beroep op de bedoeling van de wetgever en/of (zoals in casu) de achterliggende Europeesrechtelijke regelgeving - de werking van de definitie als zodanig en daarmee het toepassingsgebied van de wet in die mate wordt beperkt dat daarvan is uitgesloten hetgeen naar de bewoordingen van de - met de Richtlijn in overeenstemming zijnde - definitie daaronder wel behoort te vallen.
7.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de personeelsadvertenties in een krant een verzameling van gegevens in de zin van genoemd wetsartikel vormen. Hunter Select betwist echter dat is voldaan aan de volgende onderdelen van de wettelijke definitie:
- systematische of methodische ordering;
- afzonderlijke toegankelijkheid;
- substantiële investering.
8. Ten aanzien van de eis van systematische of methodische ordening hebben Wegener c.s. in hoger beroep aangevoerd dat de situatie inmiddels is gewijzigd ten opzichte van die in eerste aanleg: alle dagbladen in kwestie indexeren sinds kort in de zaterdagnummers de grotere vacatureadvertenties. Ter onderbouwing van deze stelling hebben Wegener c.s., zoals reeds overwogen, ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep exemplaren van zaterdagnummers van de betreffende kranten overgelegd (producties 41 t/m 46). Het hof stelt op basis van de overgelegde exemplaren vast dat in de index van het Utrechts Nieuwsblad (productie 46) de adverterende bedrijven op alfabetische volgorde zijn geplaatst, terwijl in de indexen van de overige dagbladen de vacante functies zijn gealfabetiseerd.
Voorts hebben Wegener c.s. onweersproken gesteld dat vanaf zaterdag 19 oktober jl. alle onderhavige kranten op de voorpagina vermelden op welke pagina de index te vinden is.
Volgens Wegener c.s. was de Kleintjesbijlage van de Wegener kranten (Apeldoornse Courant, Zwolse Courant, BN De Stem, De Geldener en het Utrechts Nieuwsblad) reeds geïndexeerd en wel door in de index rubrieken en sub-rubrieken op te nemen. Een nadere indexering door de advertenties stuk voor stuk op te nemen zou hier volgens Wegener c.s. "onzinnig" zijn.
Ten aanzien van de 3 in 1 mini advertenties in de PCM kranten (het Algemeen Dagblad en de Volkskrant) stellen Wegener c.s. dat deze weliswaar een index missen, doch ingedeeld zijn in duidelijk genummerde rubrieken.
9. Het hof overweegt hierover het volgende. Uit overweging 21 van de Richtlijn volgt dat de eis van systematische of methodische ordening niet meebrengt dat het materiaal op een materieel geordende wijze moet zijn opgeslagen. In de Memorie van Toelichting bij de Databankenwet wordt opgemerkt dat dit lijkt te betekenen dat een combinatie met krachtige zoekprogrammatuur van een verzameling ongesorteerde gegevens een databank kan maken (TK, 1997-1998, 26 108, nr. 3, p. 8). In dit licht bezien, dient naar het voorlopige oordeel van het hof ten aanzien van de bovenbedoelde grotere vacatureadvertenties te worden geconcludeerd dat, voor zover er geen sprake is van een systematische volgorde waarin de vacatures in de krant zijn geplaatst, de bovenbedoelde indexering daarvan in voldoende mate een systematische en/of methodische ordening in de vacatures aanbrengt.
Wat betreft de bovenbedoelde kleinere advertenties (Kleintjesbijlage en 3 in 1 mini advertenties) is naar het voorlopig oordeel van het hof door de indeling van de advertenties in (sub)rubrieken - in de Kleintjesbijlage gecompleteerd met een indexering van de betreffende (sub)rubrieken - eveneens in toereikende mate voldaan aan het vereiste van systematische of methodische ordening.
Het hof tekent hierbij aan dat de omstandigheid dat - ondanks bedoelde indexering en/of rubricering - doorgaans nog enig aanvullend blader-, zoek- en leeswerk verricht zal moeten worden om de betreffende vacatureadvertentie te vinden, niet aan het bovenweergegeven voorlopig oordeel afdoet. Anders dan de voorzieningenrechter in eerste aanleg lijkt aan te nemen, impliceert het vereiste van systematische of methodische ordening niet de (afzonderlijke) eis van het snel en efficiënt kunnen raadplegen van de opgeslagen informatie. In de onderhavige zaak is naar het voorlopige oordeel van het hof geen sprake van een zodanig gebrekkige of ontoereikende ordening, dat op die grond moet worden geconcludeerd dat niet is voldaan aan redelijkerwijs aan "ordening" in wettelijke zin te stellen eisen.
Naar het voorlopig oordeel van het hof voldoen de rubrieken personeelsadvertenties van de zaterdagedities van de onderhavige kranten al met al aan het vereiste van systematische of methodische ordening.
10. Met betrekking tot de eis van afzonderlijke toegankelijkheid overweegt het hof het volgende. Volgens de Memorie van Toelichting wordt met deze eis bedoeld dat de verschillende onderdelen van de databank - werken, gegevens of andere elementen - per stuk kunnen worden opgevraagd, met andere woorden dat de databank volledig te doorzoeken is (TK, 1997-1998, 26 108, nr. 3, p. 8). Aldus opgevat, voldoet, naar hetgeen ten processe is gebleken, alsmede bezien in het licht van hetgeen hierboven is weergegeven, het onderdeel personeelsadvertenties van de zaterdagedities van de onderhavige kranten naar het voorlopige oordeel van het hof in ieder geval aan het vereiste van afzonderlijke toegankelijkheid van de advertenties.
Gelet op overweging 17 van de Richtlijn, zou de eis van afzonderlijke toegankelijkheid ook verband kunnen houden met de vereiste zelfstandigheid van de onderdelen van de databank, van welke zelfstandigheid ten aanzien van de onderhavige vacatureadvertenties - gelet op de aard daarvan - naar het voorlopige oordeel van het hof zeker sprake is.
Ook wanneer men de eis van afzonderlijke toegankelijkheid echter in verband zou dienen te brengen met de hierboven in r.o. 9 behandelde eis van systematische of methodische ordening, in die zin dat de ordening van de advertenties zodanig dient te zijn dat dáárdoor de advertenties afzonderlijk toegankelijk zijn, is naar het voorlopige oordeel van het hof, mede gelet op het onder 9 overwogene, aan deze eis voldaan, te meer nog nu bedoelde ordening de dragende samenhang van de databank vormt en de voorwaarde van afzonderlijke opvraagbaarheid in toereikende mate vervult.
11. Ten aanzien van het vereiste van een substantiële investering overweegt het hof het volgende. De Nederlandse wetgever heeft ervoor gekozen om de substantiële investering onderdeel van de definitie van het begrip databank te maken, met als argument dat het betreffende deel van de regeling van de Richtlijn is bedoeld om de door de producent van een databank gedane investering te beschermen (MvT, TK, 1997-1998, 26 108, nr. 3, p. 8). Volgens de wettelijke definitie dient de substantiële investering betrekking te hebben op de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud (van de databank). Volgens de Memorie van Toelichting (t.a.p.) zal men bij "verkrijging" dienen te denken aan het verzamelen van de werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die tezamen de inhoud van de databank vormen, bij "controle" aan het corrigeren en bijwerken van de verzameling, en bij "presentatie", in het geval van een niet-elektronische databank, bij voorbeeld aan het verzorgen van een uitgave in druk.
12. Naar het voorlopige oordeel van het hof hebben Wegener c.s. voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij substantieel geïnvesteerd hebben in het verzorgen van een geordende uitgave van de advertenties in druk. Het hof slaat hierbij ten aanzien van de PCM kranten met name acht op de - niet door Hunter Select bestreden - kosten van "zetwerk en dataverwerking" en "automatisering" en ten aanzien van de Wegener kranten op de - evenmin door Hunter Select bestreden - kosten van "advertentie- en paginaopmaak + controle" en "zetten" (producties 28 resp. 29 in eerste aanleg van de zijde van Wegener c.s.). Het aan de ratio van de Richtlijn ontleende "spin-off" argument van Hunter Select dat hier geen sprake is van een te beschermen investering, omdat het "produceren" van een databank van personeelsadvertenties niet het primaire doel van de krant is, treft in zoverre geen doel, reeds omdat de rubriek met personeelsadvertenties niet is aan te merken als een gegevensbestand dat als "bijproduct" van andere activiteiten "als vanzelf" tot stand komt.
Niet ingegaan behoeft daarom te worden op de vraag of de door Wegener c.s. opgevoerde kosten inzake werving en verkrijging van advertenties kunnen worden aangemerkt als "kosten ter verkrijging" in de zin van de wet.
13. Naar het voorlopige oordeel van het hof is de rubriek personeelsadvertenties in de zaterdagedities van de kranten waar het in dit geding om gaat derhalve aan te merken als een databank.
14. Vervolgens is aan de orde de vraag of de gewraakte handelwijze van Hunter Select is aan te merken als het - zonder toestemming van Wegener c.s. - opvragen of hergebruiken van een substantieel deel van de inhoud van de databank in de zin van art. 2 lid 1 aanhef en sub a van de Databankenwet. Art. 1 lid 1 sub c van de genoemde wet definieert "opvragen" als het permanent of tijdelijk overbrengen van de inhoud van de databank of een deel daarvan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. "Hergebruiken" wordt in lid 1 sub d van genoemd artikel omschreven als elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen van de inhoud van een databank of een deel daarvan door verspreiding van exemplaren, verhuur, on line transmissie of transmissie in een andere vorm.
Noch in de Richtlijn, noch in de Databankenwet wordt aangegeven wanneer sprake is van "een substantieel deel". Volgens de Memorie van Toelichting (TK, 1997-1998, 26 108, nr. 3, p. 10) zal van opvragen of hergebruiken van een substantieel deel sprake kunnen zijn, indien daardoor een normale exploitatie voor de producent niet mogelijk is of indien de producent ongerechtvaardigde schade aan zijn rechtmatige belangen lijdt. Een andere factor die volgens de Memorie van Toelichting een rol zou kunnen spelen is de verhouding tussen de totale omvang van de databank en het deel van de inhoud van de databank dat opgevraagd of hergebruikt wordt en de verhouding tussen de in de databank geïnvesteerde bedragen en de waarde in het economische verkeer van het opgevraagde dan wel hergebruikte deel van de databank.
15. Vooropgesteld dient te worden dat, nu Hunter Select de advertenties weliswaar niet in hun geheel overneemt, doch daaruit de essentiële informatie overneemt respectievelijk samenvat, naar het voorlopige oordeel van het hof sprake is van opvragen en hergebruiken in de zin van de Databankenwet, nu uit deze wet niet de eis voortvloeit dat daarbij sprake dient te zijn van een integrale overname.
16. Ten aanzien van de vraag of sprake is van het opvragen of hergebruiken van een substantieel deel van de advertenties overweegt het hof het volgende. In dit verband dient vooropgesteld te worden dat, nu het onderdeel personeelsadvertenties van één zaterdageditie van een krant als (afzonderlijke) databank dient te worden aangemerkt, moet worden beoordeeld welk deel dáárvan wordt overgenomen.
Hunter Select heeft de stelling van Wegener c.s dat telkens 50 tot 90 advertenties uit een dagblad worden overgenomen, in onvoldoende mate weerlegd. Mede gelet op het onder 14 en 15 overwogene, gaat het hof er voorshands van uit dat het hier in elk geval niet gaat om een kwantitatief of kwalitatief onbetekenend en daarmee juridisch niet-relevant opvragen of hergebruiken, zodat dit een substantieel deel in de zin van art. 2 van de Databankenwet oplevert.
17. Derhalve handelt Hunter Select naar het voorlopige oordeel van het hof in strijd met art. 2 lid 1 aanhef en sub a van de Databankenwet.
18. Ten aanzien van de - door Hunter Select bestreden - stelling van Wegener c.s. dat Hunter Select advertenties overneemt uit de interne databank van Wegener c.s. overweegt het hof het volgende. Wegener c.s. hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Hunter Select rechtstreeks advertenties uit de interne databank van Wegener betrekt, nog daargelaten dat niet in toereikende mate feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de gegevens van de "onderliggende" interne databank voor derden zoals Hunter Select toegankelijk zijn. Derhalve gaat het hof aan deze stelling voorbij.
19. Voor zover de grieven 1 t/m 5 aansluiten bij het voorgaande treffen zij doel; voor het overige falen zij.
Het hof zal - mede in het licht van het vorenoverwogene - thans voorbijgaan aan hetgeen in grief 6 is aangevoerd, te weten dat niet vast staat dat Hunter Select haar informatie (rechtstreeks) uit de dagbladen betrekt, terwijl zij naar stelling van Wegener c.s. de informatie "net zo goed" van de websites van Wegener en PCM (of van de Telegraaf) kan betrekken, nu Wegener c.s. aan de in deze grief vervatte stelling geen inhoudelijke onderbouwing hebben gegeven en bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep hebben aangegeven niet over zodanige onderbouwing te beschikken.
De grieven 7 t/m 9 hebben betrekking op door Wegener c.s. kennelijk subsidiair ter onderbouwing van haar vordering aangevoerde gronden, en kunnen - nu het hof zijn voorlopige beslissing zal baseren op hetgeen primair aan het gevorderde ten grondslag is gelegd - buiten bespreking blijven. Daarbij overweegt het hof dat uit de stellingen van Wegener c.s. niet volgt dat op de als subsidiair bedoelde gronden een verdergaande toewijzing zal kunnen worden gebaseerd dan op de boven besproken primaire grondslag
Grief 10 mist zelfstandige inhoud.
De slotsom
20. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De vordering van Wegener c.s. sub I zal worden toegewezen, met dien verstande dat de toewijzing, mede gelet op het onder 4 en 19 overwogene, wordt uitgesproken ten aanzien van de appellanten 1 t/m 6, en voorts met dien verstande dat het gebod om zich te onthouden van inbreuk op de databankrechten van de appellanten 1 t/m 6 wordt beperkt tot de zaterdagedities van de onderhavige kranten en niet verder kan strekken dan tot het opvragen en hergebruiken van een substantieel deel in de zin van art. 2 lid 1 sub a van de Databankenwet van de door deze wet beschermde zaterdagedities. Voorts zal het gevorderde gebod - gelet op hetgeen door Hunter Select te dien aanzien is aangevoerd - worden beperkt tot Hunter Select, nu voor een uitbreiding van het gebod naar (rechts)personen die niet in het geding zijn betrokken, geen grond bestaat. Met betrekking tot (de hoogte van) de op te leggen dwangsommen en de daaraan te verbinden maximering, zal het hof bepalen als in het dictum te vermelden. Aan Hunter Select zal een redelijke termijn als in het dictum te bepalen worden verleend om haar website met het gebod in overeenstemming te brengen.
Hunter Select zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Nu appellanten steeds tezamen de processtukken hebben opgesteld, zal het hof geen onderscheid maken in de toewijzing van de proceskosten jegens elk van appellanten en in dit opzicht voorbijgaan aan de afwijzing van hetgeen appellanten 7 en 8 hebben gevorderd.
21. Onvoldoende gronden zijn aangevoerd om de vordering tot verklaring tot uitvoerbaarheid bij voorraad af te wijzen. Met name de door Hunter Select gestelde bezwaarlijkheid in geval van een voor haar negatieve beslissing, is voor zodanige afwijzing een onvoldoende grondslag.
22. De vordering van Wegener c.s. sub II zal worden afgewezen, nu daaraan een wettelijke grondslag ontbreekt.
23. Het algemene bewijsaanbod van Hunter Select dient als niet ter zake dienend te worden gepasseerd.
24. Hetgeen door partijen in eerste aanleg en hoger beroep voorts nog te berde is gebracht zal als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet ter zake dienend, buiten bespreking kunnen blijven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
gebiedt Hunter Select zich te onthouden van het maken van inbreuk op de databankrechten van appellanten 1 t/m 6 door het opvragen en/of hergebruiken van een substantieel deel van de vacature-advertenties of samenvattingen daarvan, van de zaterdagedities van de dagbladen van appellanten 1 t/m 6, op straffe van verbeurte van een dwangsom - met ingang van de tweede volle kalenderweek na de dag van betekening van dit arrest - ten bedrage van Euro 10.000,- voor iedere week (of deel daarvan) dat wordt gehandeld in strijd met genoemd gebod, welke dwangsom ad Euro 10.000,- alsdan zal worden verbeurd aan elk van die appellanten (1 t/m 6) jegens wie de overtreding wordt gepleegd, zulks met een maximum van in totaal Euro 1.000.000,-;
veroordeelt Hunter Select in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Wegener c.s.:
in eerste aanleg op Euro 258,18 aan verschotten en Euro 703,- voor salaris voor de procureur,
in hoger beroep op Euro 295,18 aan verschotten en Euro 2.313,- voor salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders alsmede het door appellanten 7 en 8 gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Bax-Stegenga en Willems, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 27 november 2002.