Hof Leeuwarden, 03-10-2001, nr. WAHV01/00227
ECLI:NL:GHLEE:2001:AD8125
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
03-10-2001
- Zaaknummer
WAHV01/00227
- LJN
AD8125
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht (V)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2001:AD8125, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 03‑10‑2001; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 14 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
- Vindplaatsen
VR 2002, 10 met annotatie van J.B.H.M. Simmelink
Uitspraak 03‑10‑2001
Inhoudsindicatie
-
WAHV 01/00227
3 oktober 2001
CJIB 34718163
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Tiel
van 20 maart 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de besloten vennootschap [naam] B.V. is als kentekenhoudster bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 60,- opgelegd ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom(gedragsregel); t/m 10 km per uur", welke gedraging zou zijn verricht op 31 mei 2000 op de Provincialeweg N322 van Heemstraweg in de gemeente Maasdriel.
3.2. [betrokkene], de betrokkene, heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
3.3. De kantonrechter heeft de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, omdat hij geen machtiging heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij gemachtigd is namens [naam] B.V. beroep in te stellen tegen de beslissing van de officier van justitie, houdende niet-ontvankelijkverklaring in het beroep.
3.4. De betrokkene stelt dat hem ten onrechte de toegang tot de rechter is onthouden, omdat de administratieve sanctie weliswaar niet aan hem is opgelegd, maar hij deze feitelijk wel moet betalen. Hij beroept zich daarbij op een uitspraak van de Hoge Raad van 14 juli 2000, NJB 2000, nr. 26 in een zaak die vergelijkbaar zou zijn met de onderhavige.
3.5. Nu de administratieve sanctie niet aan de betrokkene is opgelegd, zou hij strikt genomen niet uit eigen hoofde doch slechts namens de leasemaatschappij in bezwaar en beroep kunnen komen. Aldus zou het recht op toegang tot de rechter onvoldoende zijn gewaarborgd voor degene die de gedraging feitelijk heeft verricht en die - zoals in het onderhavige geval - naar aan te nemen valt door de leasemaatschappij ook aansprakelijk kan worden gesteld voor de door deze betaalde administratieve sanctie. Daarom moet worden aangenomen dat in gevallen waarin de administratieve boete is opgelegd aan een ander dan degene die feitelijk de gedraging heeft verricht, ook deze laatste, naast degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd in bezwaar en beroep kan gaan. In die situatie dient in voorkomend geval met het oog op de toepassing van het bepaalde in art. 6:11 Awb rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de beschikking aanvankelijk is verzonden aan de kentekenhouder van het voertuig.
3.6 Uit het vorenoverwogene volgt, dat de kantonrechter door de betrokkene wegens het ontbreken van een machtiging van de rechtspersoon aan wie de administratieve sanctie was opgelegd niet-ontvankelijk te verklaren de betrokkene ten onrechte de toegang tot de rechter heeft onthouden, waarmee het in art. 6 EVRM verankerde recht van de betrokkene van toegang tot de rechter is geschonden.
3.7 Hoewel het bepaalde in art. 14, eerste lid, WAHV gelet op de hoogte van de opgelegde sanctie hoger beroep van de beslissing van de kantonrechter uitsluit, heeft de kantonrechter naar volgt uit het in r.o. 3.6 overwogene zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging geschonden, dat de betrokkene desondanks in zijn hoger beroep moet worden ontvangen.
3.8 Het vorenoverwogene leidt er toe, dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen naar de kantonrechter ter behandeling en beslissing met inachtneming van het vorenoverwogene.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de kantonrechter te Tiel ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, als voorzitter, Kalsbeek en Huisman, in tegenwoordigheid van mr Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.