Rb. Arnhem, 19-04-2006, nr. 136661
ECLI:NL:RBARN:2006:AX7332
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
19-04-2006
- Zaaknummer
136661
- LJN
AX7332
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2006:AX7332, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 19‑04‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 19‑04‑2006
Inhoudsindicatie
Gedaagde in de hoofdzaak vordert op de voet van artikel 843 a Rv dan wel artikel 22 Rv dat de rechtbank beveelt dat eisers in de hoofdzaak de bankafschriften in het geding zullen brengen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 136661 / HA ZA 06-181
Vonnis in incident van 19 april 2006
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats]
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. drs. T. van Kooten te Utrecht,
tegen
J[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.B.R. Daniels,
advocaat mr. R. Dijkema te Hilversum.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding;
- -
de incidentele conclusie ex artikel 843a Rv;
- -
de incidentele conclusie van antwoord.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
De beoordeling in het incident
[gedaagde] vordert op de voet van artikel 843a Rv dan wel artikel 22 Rv dat de rechtbank beveelt dat [eiser] de bankafschriften over de jaren 1998, 1999 en 2000 van de ABN AMRO rekening nummer 60.51.05.685 en van de OHRA rekening nummer 72.13.44.089 in het geding zullen brengen. [eiser] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In artikel 843a Rv is bepaald dat “hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.”
De stukken die [gedaagde] vraagt hebben betrekking op het door de vader van [eiser] in de jaren 1998, 1999 en 2000 gevoerde beheer over het vermogen van D.J. van Bemmel die op 28 juli 2004 is overleden. [gedaagde] stelt dat zij belang heeft bij die stukken in verband met eventuele aanspraken van de opengevallen nalatenschap van Van Bemmel jegens de vader van [eiser] [gedaagde] onderbouwt echter niet welke aanleiding zij heeft om te veronderstellen dat er nog eventuele aanspraken zijn van de opengevallen nalatenschap jegens de vader van [eiser] Daarbij acht de rechtbank van belang dat [gedaagde] zelf het beheer van het vermogen van Van Bemmel in 2001 op zich heeft genomen en vanaf dat moment in de positie was inzage te krijgen in het tot dan gevoerde beheer. [gedaagde] heeft niet toegelicht waarom zij eerst in het kader van deze procedure afgifte van deze stukken verlangt. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] niet voldoende heeft onderbouwd welk belang zij thans bij haar vordering heeft.
Bij het voorgaande komt dat de rechtbank moet concluderen dat [eiser] niet over de gevraagde stukken beschikken. [eiser] hebben reeds bij de inleidende dagvaarding (en ook in aan deze procedure voorafgaande correspondentie) te kennen gegeven dat zij niet over stukken beschikken die verband houden met het door hun vader gevoerde beheer, omdat deze stukken zijn overgedragen aan het boekhoudkantoor Lindeboom en Partners B.V. Tegen deze achtergrond had [gedaagde] moeten motiveren waarom zij desondanks afgifte van deze stukken door [eiser] verlangt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
De beslissing
De rechtbank
in het incident
wijst de vordering af,
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 31 mei 2006 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.M. Overkamp en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2006.