Rb. Alkmaar, 30-09-2008, nr. 14.810127-08
ECLI:NL:RBALK:2008:BG0272
- Instantie
Rechtbank Alkmaar
- Datum
30-09-2008
- Zaaknummer
14.810127-08
- LJN
BG0272
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALK:2008:BG0272, Uitspraak, Rechtbank Alkmaar, 30‑09‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 30‑09‑2008
Inhoudsindicatie
Betrouwbaarheid getuigen (de auditu verweer). Mensenhandel. Bedreiging. Vrouw als prostituee uitgebuit door middel van dwang, geweld en het misbruik maken van haar kwetsbare positie (cocaïne gebruik). Familie van vrouw bedreigd. Vrouw moest haar opbrengsten afstaan.
Partij(en)
RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810127-08 (P)
Datum uitspraak : 30 september 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in PI Noord-Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R.M.F.R. Ketwaru, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] is op verzoek ter terechtzitting door de voorzitter voorgelezen. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft ter terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie tot aanpassing van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten, ten laste gelegd, dat
- 1.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 23 augustus 2005 te Alkmaar en/of Groningen en/of Amsterdam en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1], immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] (die verslaafd was aan cocaïne, althans aan verdovende middelen) (telkens):
- -
overgebracht naar/ondergebracht in de woning van verdachte (te Alkmaar) en/of (een) (hotel)kamer(s) en/of (een) ander(e) woning(en) en/of (vervolgens)
- -
gezegd/opgedragen in die/dat (hotel)kamer(s)/woning(en) te verblijven/overnachten en/of
- -
in de woning van verdachte opgesloten en/of
- -
cocaïne verstrekt en/of
- -
gezegd dat zij (wegens door verdachte aan die [slachtoffer 1] verstrekte cocaïne, althans verdovende middelen en/of wegens huurkosten (terzake van woon- en/of werkruimte) en/of (andere) kosten betreffende levensonderhoud) (een) schuld(en) had(den) aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of
- -
naar een of meer plaats(en) in Alkmaar en/of Amsterdam en/of Groningen en/of/althans (elders) in Nederland gebracht waar zij als prostituee moest en/of ging werken, althans haar heeft/hebben doen en/of laten werken als prostituee en/of
- -
opdracht gegeven en/of onder druk gezet en/of er toe aangezet een groot aantal dagen per week, en/of een (groot) aantal uren per dag als prostituee te werken en/of
- -
onder toezicht/controle gehouden en/of laten houden en/of
- -
alle, althans een (zeer) groot/aanzienlijk, deel van verdiensten laten afgeven en/of afgenomen en/of (vervolgens) (in)gehouden en/of
- -
vrijwel dagelijks, althans meermalen (in elkaar) geslagen en/of geschopt en/of met verbaal en/of lichamelijk geweld bedreigd;
en/of
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 23 augustus 2005 te Alkmaar en/of Groningen en/of Amsterdam en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1], met één van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273a (oud) Wetboek van Strafrecht genoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [slachtoffer 1] met of voor een derde, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] (die verslaafd was aan cocaïne, althans aan verdovende middelen) (telkens):
- -
overgebracht naar/ondergebracht in de woning van verdachte (te Alkmaar) en/of (een) (hotel)kamer(s) en/of (een) ander(e) woning(en) en/of (vervolgens)
- -
gezegd/opgedragen in die/dat (hotel)kamer(s)/woning(en) te verblijven/overnachten en/of
- -
in de woning van verdachte opgesloten en/of
- -
cocaïne verstrekt en/of
- -
gezegd dat zij (wegens door verdachte aan die [slachtoffer 1] verstrekte cocaïne, althans verdovende middelen en/of huurkosten (terzake van woon- en/of werkruimte) en/of (andere) kosten betreffende levensonderhoud) (een) schuld(en) had(den) aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of
- -
naar een of meer plaats(en) in Alkmaar en/of Amsterdam en/of Groningen en/of/althans (elders) in Nederland gebracht waar zij als prostituee moest en/of ging werken, althans haar heeft/hebben doen en/of laten werken als prostituee en/of
- -
opdracht gegeven en/of onder druk gezet en/of er toe aangezet een groot aantal dagen per week, en/of een (groot) aantal uren per dag als prostituee te werken en/of
- -
onder toezicht/controle gehouden en/of laten houden en/of
- -
alle, althans een (zeer) groot/aanzienlijk, deel van verdiensten laten afgeven en/of afgenomen en/of (vervolgens) (in)gehouden en/of
- -
vrijwel dagelijks, althans meermalen (in elkaar) geslagen en/of geschopt en/of met verbaal en/of lichamelijk geweld) bedreigd;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 augustus 2005 tot en met 18 januari 2006 te Emmen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd
- -
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of
- -
met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of
- -
met brandstichting en/of
- -
met gijzeling,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (nadat die [slachtoffer 1] uit de prostitutie was gestapt) (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] (voortdurend) gebeld en/of die perso(o)n(en) meerdere keren, althans een keer, gezegd dat hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), (een of meer van) hen zou(den) doden en/of dat hij en/of (een of meer van) zijn mededader(s) het huis waarin zij wo(o)n(d)en in brand zou(den) steken en/of dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] voor verdachte als prostituee zou(den) moeten gaan werken en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] (daartoe) zou ophalen, althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
- A.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten, bij feit 1 in de cumulatieve variant, met uitzondering van het medeplegen, wettig en overtuigend bewezen. Kort weergegeven heeft de officier van justitie daartoe het volgende aangevoerd.
Feiten onder 1:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitbuiting van [slachtoffer 1] en hij heeft haar gedwongen / bewogen hem te bevoordelen. Aan het waarheidsgehalte van de verklaringen van [slachtoffer 1] wordt niet getwijfeld, nu de verklaringen worden onderbouwd door andere verklaringen en mutaties.
Daarbij komt dat, wanneer iemand niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van haar relatie met de exploitant, geen sprake is van vrijwilligheid.
Feit 2:
Bewezen kan worden verklaard dat verdachte de genoemde bedreigingen heeft geuit, jegens alle in de tenlastelegging genoemde personen voor wat betreft enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, en brandstichting. Voor wat betreft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] kan tevens de bedreiging met gijzeling en de feitelijke aanranding van de eerbaarheid bewezen worden verklaard. Weliswaar worden in de bewijsmiddelen niet de exacte data genoemd, maar dit staat een bewezenverklaring niet in de weg.
- B.
Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van verdachte van alle tenlastegelegde feiten en heeft daartoe – kort weergegeven – het volgende gesteld.
Feiten onder 1:
Niet alleen is niet voldaan aan het bestanddeel ‘met het oogmerk van uitbuiting’; de verklaringen in het dossier zijn daarnaast innerlijk zo tegenstrijdig en onbetrouwbaar dat deze niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs. Ook is er geen enkele ondersteuning voor de beweringen van aangeefster dat verdachte de verweten gedragingen zou hebben gepleegd en zijn de getuigenverklaringen gebaseerd op wat aangeefster aan hen heeft verteld. Niemand verklaart op basis van eigen wetenschap en waarneming.
Bovendien werkte [slachtoffer 1] vrijwillig in de prostitutie. Verdachte heeft haar daartoe niet gedwongen.
Feit 2:
De afgelegde verklaringen zijn ongeloofwaardig en onbetrouwbaar. Deze zijn gedaan om verdachte als zondebok aan te wijzen. Bovendien worden de beschuldigingen op geen enkele andere wijze ondersteund. Overigens bevond verdachte zich (een deel van) die periode op [adres], zodat ook om die reden niet kan worden bewezen dat de verdachte de bedreigingen heeft geuit.
- C.
Beoordeling van de tenlastelegging
Feiten onder 1:
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank is van oordeel dat de afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn, en daarmee bruikbaar voor het bewijs. Hoewel sprake is van zogenoemde “de auditu” verklaringen is dit in de onderhavige zaak geen reden aan de betrouwbaarheid van de verklaringen, van bijvoorbeeld [ de moeder van slachtoffer 1] of [de vader van slachtoffer 1], te twijfelen. De verklaringen van deze getuigen bevatten immers veel meer dan enkel hetgeen gehoord is van de aangeefster [slachtoffer 1], de verklaringen bevatten vele eigen waarnemingen.
Zo ziet [de moeder van slachtoffer 1] op 26 januari 2005 dat verdachte cocaïne aan haar dochter geeft en heeft [slachtoffer 5] op 20 maart 2005 een telefoongesprek met [slachtoffer 1], waarin [slachtoffer 1] vertelt het niet meer vol te houden en te worden geslagen door [de bijnaam van verdachte ]. [slachtoffer 5] hoort tijdens dit gesprek vervolgens dat de telefoon wordt afgepakt door [de bijnaam van verdachte], dat [slachtoffer 1] klappen krijgt en dat [slachtoffer 1] krijst, waarna de verbinding wordt verbroken. [Slachtoffer 5] heeft hierop de politie gebeld en later nogmaals [slachtoffer 1] gesproken. Die vertelde haar dat zij nooit meer de politie op [slachtoffer 1] af moest sturen en dat [bijnaam van de verdachte] haar in het gezicht meerdere malen had gestompt met zijn volle vuist. Later heeft [de bijnaam van de verdachte] naar [slachtoffer 5] gebeld en gezegd dat, als zij dat weer zou doen, hij haar zou afmaken. Op 6 mei 2005 heeft [slachtoffer 5] [slachtoffer 1] opgehaald uit Alkmaar, waarbij zij zag dat [slachtoffer 1] uitgemergeld c.q. ontzettend mager was en onder de blauwe plekken zat .
Deze eigen waarnemingen van de getuigen ondersteunen de verklaringen van [slachtoffer 1]. Daarbij komt dat ook de politiemutaties die zich in het dossier bevinden de verklaringen van [slachtoffer 1] ondersteunen. De situatie die de raadsman schetst, namelijk dat alle verklaringen uiteindelijk zijn terug te voeren tot één bron, doet zich dan ook niet voor.
Daarbij komt dat de verklaringen die verdachte heeft afgelegd grotendeels onaannemelijk zijn, terwijl die verklaringen voorts inconsistenties vertonen. Als voorbeeld noemt de rechtbank het volgende. Verklaarde verdachte bij de politie nog [slachtoffer 1] te kennen uit de prostitutiestraat in Alkmaar, bij wie hij een keer als klant was geweest, en dat hij haar alleen af en toe in die straat heeft gezien, ter terechtzitting heeft verdachte verklaard met haar te hebben samengewoond en een soort van relatie te hebben gehad. Volgens verdachte waren hij en [slachtoffer 1] verliefd op elkaar. Verder verklaarde verdachte eerst nog nooit cocaïne aan [slachtoffer 1] te hebben gegeven, maar verklaart hij later ter terechtzitting cocaïne aan haar te hebben gegeven ‘als zij daar om vroeg’. Verdachte heeft voorts geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het feit dat hij in Groningen woonde in de periode waarin [slachtoffer 1] daar werkte als prostituee. De verklaring dat hij daar (alleen) woonde omdat daar familie van hem verbleef, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Aan de stelling van de verdediging dat de verklaringen van [slachtoffer 1]en van de getuigen innerlijk tegenstrijdig zouden zijn, gaat de rechtbank voorbij, nu deze stelling niet nader – bijvoorbeeld door het aanduiden van specifieke verklaringen, dan wel onderdelen daarvan – is onderbouwd.
De rechtbank gaat, gelet op het vorenstaande, dan ook uit van de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] en de getuigen afgelegde verklaringen.
De rechtbank stelt de volgende feiten vast
[Slachtoffer 1] is vanaf haar 15e jaar cocaïne gaan gebruiken en is zich, vanaf dat zij 16 jaar was, gaan prostitueren om in haar cocaïnebehoefte te kunnen voorzien. [Slachtoffer 1] heeft in Amsterdam en Leeuwarden als prostituee gewerkt voordat zij begin januari 2005 in Alkmaar terechtkwam. Toen is [slachtoffer 1] verdachte tegengekomen en heeft hij haar onderdak aangeboden. [Slachtoffer 1] heeft een aantal maanden bij verdachte in diens woning aan de [adres] gewoond. Vervolgens heeft zij een week boven een snackbar aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] gewoond . Omstreeks juni 2005 is [slachtoffer 1] in [plaatsnaam] gaan wonen en verdachte woonde daar ook.
[Slachtoffer 1] heeft achtereenvolgend in Alkmaar, Utrecht, Amsterdam en Groningen als prostituee gewerkt . Verdachte bracht [slachtoffer 1] naar Amsterdam en naar Utrecht .
De rechtbank stelt vast dat daarbij sprake was van dwang. Op de [straatnaam] in [plaatsnaam] heeft verdachte [slachtoffer 1] diverse keren in de kamer opgesloten . [Slachtoffer 1] werd gedwongen meerdere dagen per week en meerdere uren per dag te werken als prostituee .
De rechtbank stelt vast dat daarnaast sprake was van geweld. Verdachte heeft [slachtoffer 1] meermalen geslagen, waardoor zij blauwe plekken en veel pijn had. Verdachte sloeg [slachtoffer 1] als zij iets verkeerds deed en als zij niet genoeg geld had verdiend. Soms werd de strot van [slachtoffer 1] zo ver dicht gedrukt, dat zij bijna stikte .
Verdachte hield toezicht, in die zin dat hij in de gaten hield hoeveel [slachtoffer 1] verdiende en hoeveel klanten zij had . Doordat het niet werd toegestaan een ‘pooier’ te hebben, is [slachtoffer 1] zowel in Alkmaar als in Utrecht en Amsterdam weggestuurd .
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] zich in een kwetsbare positie bevond en dat verdachte hiervan misbruik heeft gemaakt. [Slachtoffer 1] is steeds meer drugs gaan gebruiken om het slaan en de vernedering te vergeten en om de pijn niet meer te voelen. In het begin rookte zij 1 gram cocaïne per dag, terwijl zij van mei 2005 tot augustus 2005 een hoeveel van 6 gram cocaïne per dag rookte. Verdachte verstrekte aan [slachtoffer 1] de cocaïne die zij nodig had. [Slachtoffer 1] kreeg haar cocaïne alleen van verdachte.
[Slachtoffer 1] moest een aanzienlijk deel van haar inkomsten aan verdachte afgeven . Volgens verdachte had [slachtoffer 1] een schuld bij hem wegens de door verdachte verstrekte cocaïne .
[Slachtoffer 1] is ongeveer acht maanden bij verdachte geweest, namelijk tot aan 23 augustus 2008 . Op die dag is zij door haar vader en broer in Groningen opgehaald en meegenomen naar Emmen. [Slachtoffer 1] was toen zowel geestelijk als lichamelijk een wrak en voelde zich meer dood dan levend .
Op grond van de vorenstaande feiten en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] zich in de periode van 1 januari 2005 tot 23 augustus 2005 onvrijwillig prostitueerde, omdat er sprake was van dwang, geweld en misbruik van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 1] zich bevond, en dat verdachte [slachtoffer 1] door deze middelen heeft uitgebuit en dat hij ook het oogmerk daartoe had. Hierbij benadrukt de rechtbank dat de term onvrijwillig in de jurisprudentie ruim wordt opgevat.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gedwongen dan wel bewogen hem te bevoordelen uit de prostitutieopbrengsten, nu de inkomsten ruimschoots uitstegen boven de kosten van de door [slachtoffer 1] gebruikte cocaïne. Dit leidt de rechtbank onder meer af uit de in de aangifte opgenomen berekening van [slachtoffer 1] . Hierin stelt zij dagelijks ongeveer € 500,-- te hebben verdiend, terwijl de cocaïne gemiddeld € 120,-- per dag kostte. Zelfs in het geval de inkomsten lager hebben gelegen dan [slachtoffer 1] stelt en rekening moet worden gehouden met nog meer kosten, staat voldoende vast dat verdachte is bevoordeeld.
Feit 2:
De rechtbank realiseert zich dat de omstandigheid dat ten aanzien van dit feit belastende verklaringen voorliggen die zijn afgelegd door verschillende leden van één en dezelfde familie, op zichzelf genomen een risico wat betreft de betrouwbaarheid kan meebrengen, maar zij heeft in de onderhavige zaak geen aanknopingspunten kunnen vinden die de conclusie rechtvaardigen dat de verklaringen van de familie [familie slachtoffer 1] als onbetrouwbaar en derhalve onbruikbaar voor het bewijs moeten worden gekenschetst.
Allereerst heeft de rechtbank daarbij in aanmerking genomen dat ten aanzien van [slachtoffer 1] sprake is geweest van een voorgeschiedenis - zoals hiervoor opgenomen bij de feiten onder 1 - van dwang, geweld en uitbuiting en het trekken van geldelijk voordeel daaruit door verdachte. Aannemelijk is daarom dat het voor verdachte van belang was om [slachtoffer 1] in zijn invloedssfeer te houden.
Voorts past het op 23 augustus 2008 waargenomen gedrag van verdachte ook in de lezing van de feiten zoals die door [slachtoffer 1] en haar familie is gegeven. De rapporteurs die aanwezig waren toen [slachtoffer 1] door haar familie werd opgehaald, hebben verdachte, die vlakbij het pand stond, op het hart gedrukt ‘geen gesodemieter te veroorzaken’ met betrekking tot [slachtoffer 1]. Verdachte gaf aan dat hij dat niet hoefde te doen ‘omdat ze uiteindelijk toch wel bij hem terug zou komen’ (mutatie van de politie Groningen op 23 augustus 2005, pag. 43 en 44).
Daarbij komt dat de verklaringen die verdachte zelf ten aanzien van de tenlastegelegde bedreigingen heeft afgelegd, onaannemelijk zijn. Zo verklaart hij ter terechtzitting nimmer in Emmen te zijn geweest, terwijl hij op 25 augustus 2008 door de politie in Emmen wordt aangetroffen (mutatie van de politie Drenthe op 25 augustus 2005, pag. 69). Op dat moment verklaart verdachte tegenover de politie bij [slachtoffer 1] aan de deur te zijn geweest, omdat zij nog geld aan hem schuldig was.
De rechtbank passeert voorts de stelling van verdachte dat hij de bedreigingen niet heeft kunnen uiten, aangezien hij (een deel van) die periode op [adres] heeft verbleven. De rechtbank acht deze stelling niet aannemelijk geworden, mede gelet op de mededeling van de raadsman ter terechtzitting dat hij geen kopie van het paspoort van verdachte kan overleggen. De stukken die de raadsman bij de behandeling ter terechtzitting van 23 juni 2008 heeft overgelegd, zijn onvoldoende om tot een andere conclusie te leiden. Bovendien sluit een verblijf op [adres] het (telefonisch) bedreigen niet uit.
De rechtbank stelt de volgende feiten vast
Op tijdstippen in de periode van 25 augustus 2005 tot en met 18 januari 2006 heeft verdachte naar [slachtoffer 5]en [de vader van slachtoffer 2] gebeld en gedreigd om de woning in brand te steken , onder andere op 11 september 2005 toen de politie bij de familie [familie slachtoffer 1] thuis aanwezig was . Die bedreigingen werden dermate serieus genomen, dat een aantal familieleden beneden in de woonkamer is gaan slapen . Voorts dreigde verdachte [slachtoffer 5] om de leden van het gezin te vermoorden .
Vrijspraak
De rechtbank acht met betrekking tot de bedreigingen jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in de tenlastegelegde periode - op de wijze zoals is omschreven in de tenlastelegging - onvoldoende wettig bewijs aanwezig, zodat zij verdachte van dit onderdeel van het tenlastegelegde feit zal vrijspreken.
- D.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot 23 augustus 2005 te Alkmaar en Groningen en Amsterdam en Utrecht [slachtoffer 1] door dwang en geweld en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft vervoerd en overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1], immers heeft hij, verdachte, [slachtoffer 1] (die verslaafd was aan cocaïne):
- -
overgebracht naar en ondergebracht in de woning van verdachte te [plaatsnaam] en een kamer en vervolgens
- -
in de woning van verdachte opgesloten en
- -
cocaïne verstrekt en
- -
gezegd dat zij wegens door verdachte aan haar verstrekte cocaïne, een schuld had aan hem, verdachte, en
- -
naar een plaats in Alkmaar en Utrecht gebracht waar zij als prostituee moest en ging werken, en
- -
onder druk gezet een aantal dagen per week, en een aantal uren per dag als prostituee te werken en
- -
onder toezicht gehouden en
- -
een deel van haar verdiensten aan hem laten afgeven en
- -
meermalen geslagen;
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot 23 augustus 2005 te Alkmaar en Groningen en Amsterdam en Utrecht [slachtoffer 1], met één van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273a (oud) Wetboek van Strafrecht genoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met een derde, immers heeft hij, verdachte, [slachtoffer 1] (die verslaafd was aan cocaïne):
- -
overgebracht naar en ondergebracht in de woning van verdachte te [plaatsnaam] en een kamer en vervolgens
- -
in de woning van verdachte opgesloten en
- -
cocaïne verstrekt en
- -
gezegd dat zij wegens door verdachte aan haar verstrekte cocaïne, een schuld had aan hem, verdachte, en
- -
naar een plaats in Alkmaar en Utrecht gebracht waar zij als prostituee moest en ging werken, en
- -
onder druk gezet een aantal dagen per week, en een aantal uren per dag als prostituee te werken en
- -
onder toezicht gehouden en
- -
een deel van haar verdiensten aan hem laten afgeven en
- -
meermalen geslagen;
- 2.
hij op tijdstippen in de periode van 25 augustus 2005 tot en met 18 januari 2006 in Nederland, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [slachtoffer 5] gebeld en gezegd dat hij, verdachte, haar zou doden en dat hij het huis waarin zij woonde in brand zou steken,
en
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [slachtoffer 2] gebeld en gezegd dat hij, verdachte, het huis waarin hij woonde in brand zou steken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
- 1.
telkens: mensenhandel,
- 2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar omdat niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. De strafoplegging
- A.
De eis van de officier
De officier van justitie heeft gerequireerd tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar onvoorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de aangifte door [slachtoffer 1] en de aanhouding van verdachte.
- B.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank – indien deze de tenlastegelegde feiten toch wettig en overtuigend bewezen acht – in het kader van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, rekening te houden met de omstandigheid dat niet voortvarend te werk is gegaan met de aangifte. Verzocht wordt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast kan dan nog een (forse) voorwaardelijke vrijheidsstraf worden opgelegd.
- C.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich gedurende bijna acht maanden schuldig gemaakt aan mensenhandel, waarbij hij een jonge vrouw in de prostitutie liet werken. Hierbij is zij onder druk gezet, werd geweld niet geschuwd en moest zij een groot deel van de opbrengsten uit de prostitutie aan verdachte afstaan.
Door aldus te handelen heeft verdachte de vrouw ernstige schade aan haar lichamelijke en geestelijke integriteit toegebracht en heeft hij haar persoonlijke vrijheid ernstig geschaad. Verdachte heeft zijn persoonlijk gewin daarbij uitdrukkelijk gesteld boven de vrijheid van zijn slachtoffer.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij er bij de behandeling ter terechtzitting op geen enkele wijze blijk van heeft gegeven het verwerpelijke van zijn handelwijze in te zien.
De rechtbank is van oordeel dat deze vorm van mensenhandel reeds uit het oogpunt van generale preventie fors bestraft moet worden en geen andere straf passend en geboden is dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank neemt, gelet op in vergelijkbare zaken in het land opgelegde straffen, een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van acht tot twaalf maanden tot uitgangspunt.
Als strafverhogende omstandigheid heeft de rechtbank in aanmerking genomen het door verdachte gepleegde geweld, de lengte van de periode waarin de feiten zich hebben afgespeeld en de omstandigheid dat [slachtoffer 1] aan het eind van de periode – toen zij op 23 augustus 2005 door haar familie was opgehaald uit Groningen – er psychisch en fysiek zeer slecht aan toe was. Voorts houdt de rechtbank bij de bepaling van de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf rekening met de bewezenverklaarde bedreigingen. Deze hebben gevoelens van angst en onveiligheid bij zowel de slachtoffers als de rest van het gezin [familie slachtoffer 1] teweeggebracht, hetgeen onder meer is gebleken is uit hetgeen door [de vader van slachtoffer 2] ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 maart 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van vergelijkbare feiten is veroordeeld, maar wel wegens Opiumwetdelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
De verdachte heeft ter terechtzitting, hoewel daartoe uitgenodigd, geen openheid willen geven omtrent zijn persoonlijke omstandigheden, zodat de rechtbank daarmee geen rekening heeft kunnen houden. Ook de houding van verdachte ter terechtzitting sluit de mogelijkheid een deel van de straf in voorwaardelijke zin op te leggen uit.
In de omstandigheid dat het na de aangifte van [slachtoffer 1] twee jaar heeft geduurd voordat verdachte werd aangehouden, ziet de rechtbank aanleiding om een strafreductie toe te passen, in die zin dat zij de straf met twee maanden zal verminderen.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van 14 maanden op haar plaats is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8. Vordering van de benadeelde partijen
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. De benadeelde partij vordert thans de volgende schade:
- -
no-claimkorting Univézorg € 255,--
- -
afgedragen prostitutie-inkomsten € 54.487,--
- -
eigen bijdrage psycholoog € 207,50
- -
reiskosten € 75,--
- -
immateriële schade € 5.000,--
De raadsman van de benadeelde partij, mr. U.H. Hansma, advocaat te Groningen, heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht. Subsidiair stelt hij dat bij de berekening van de afgedragen prostitutie-inkomsten rekening kan worden gehouden met de kosten die door verdachte werden gemaakt voor de cocaïne, zijnde circa € 28.080,--.
De officier van justitie stelt dat de vordering tot een bedrag van € 26.944,50 aan materiële schade en € 3.000,-- aan immateriële schade kan worden toegewezen. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De raadsman van verdachte verzoekt de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, primair nu vrijspraak dient te volgen, subsidiair omdat deze niet van eenvoudige aard is. Meer subsidiair voert de raadsman aan dat rekening dient te worden gehouden met de cocaïnekosten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 1 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
No-claimkorting, afgedragen inkomsten, eigen bijdrage psycholoog, reiskosten
Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde materiële schade niet van zo eenvoudige aard – onder meer niet nu bij de no-claimkorting, eigen bijdrage psycholoog en reiskosten niet vaststaat of deze schade volledig het rechtstreekse gevolg is geweest van de hiervoor in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 1 bewezen verklaarde strafbare
feiten – dat dit deel van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade niet eenvoudig is vast te stellen, maar is van oordeel dat in ieder geval een immateriële schadevergoeding van € 2.000,-- voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal derhalve de vordering tot dit bedrag toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 1 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 750,-- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1.139,76 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Dit bedrag is opgebouwd uit
€ 389,76 aan reiskosten en € 750,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is het deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op de reiskosten niet van zo eenvoudige aard dat dit deel van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij is van zodanig eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde immateriële schade kan naar het oordeel van de rechtbank worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Nu de rechtbank de bedreigingen van [slachtoffer 3] niet wettig en overtuigend bewezen acht, dient [slachtoffer 3] in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 273a en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek ‘Strafbaarheid van het bewezenverklaarde’ vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 14 (veertien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.000,-- (tweeduizend euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 2.000,--, (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 750,-- (zevenhonderd vijftig euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] te betalen een som geld ten bedrage van € 750,--, (zevenhonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 750,-- (zevenhonderd vijftig euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 750,--, (zevenhonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Kramer, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2008