Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/27
HOOFDSTUK 27 Inleiding
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371751:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Om het verschil met de belastbaarheid van handelingen, die in het kader van een contractueel samenwerkingsverband worden verricht, met de belastbaarheid van handelingen die buiten het kader van een contractueel samenwerkingsverband worden verricht, inzichtelijk te maken, heb ik tevens de relaties tussen de participanten en derden en de relaties tussen het samenwerkingsverband als entiteit (zo daarvan sprake was) en derden onderzocht (zie deel I, hoofdstuk 6).
Zoals ik heb aangegeven in deel I, hoofdstuk 7, paragraaf 7.5 moet van het rechtskarakter als toetsingselement in het kader van dit onderzoek niet teveel resultaat worden verwacht. Ik toets dan ook slechts marginaal aan dit criterium.
In het vorige deel van het onderzoek heb ik voor ieder van de geselecteerde samenwerkingsverbanden onderzocht of – naar nationaal en naar Europees positief recht – de handelingen tussen de participanten bij een contractueel samenwerkingsverband onderling en – indien het contractuele samenwerkingsverband een entiteit is – tussen de participanten en het contractuele samenwerkingsverband aan de heffing van btw worden onderworpen.1 Voorts heb ik onderzocht in hoeverre deze handelingen – naar nationaal en naar Europees positief recht – een recht op aftrek met zich meebrengen. Thans is de vraag naar wenselijk recht aan de orde in hoeverre belastbaarheid en een recht op aftrek met betrekking tot genoemde handelingen aan de orde dient te zijn. Om herhalingen te voorkomen, zal ik niet iedere samenwerkingsvorm nogmaals aan een afzonderlijke analyse onderwerpen. In plaats daarvan abstraheer ik in dit deel van het onderzoek de afzonderlijke samenwerkingsverbanden. Ik vat de resultaten van het onderzoek uit deel IV samen en tegelijkertijd beoordeel ik hen op hun wenselijkheid. Voor die toets hanteer ik het in deel I, hoofdstuk 7 ontwikkelde toetsingskader. Aldus toets ik de resultaten van de analyses uit het vorige deel aan het algemene, objectieve karakter van de btw, het neutraliteitsbeginsel (opgevat als evenredigheidsbeginsel en als bijzonder gelijkheidsbeginsel), het rechtskarakter van de btw en aan het doelmatigheidsbeginsel.
Bij de beoordeling naar wenselijk recht veroorloof ik mij enige vrijheid met betrekking tot de te behandelen onderwerpen. Omwille van de leesbaarheid en het behoud van het overzicht, beperk ik de beoordeling naar wenselijk recht tot de meest in het oog springende conclusies uit deel IV van dit onderzoek, waarvan een vermoeden bestaat, dat de wijze, waarop de heffing van btw naar positief recht geschiedt, zich niet verhoudt met het wenselijke recht. Een dergelijk vermoeden is aanwezig in de gevallen, waarin naar positief recht heffing van btw achterwege blijft en / of geen recht op aftrek van voorbelasting wordt verleend. Alsdan lijkt immers strijd te bestaan met het uitgangspunt van de btw, dat de heffing op een algemene, neutrale wijze geschiedt.2 Zoals ik heb aangegeven, zijn er echter ook gevallen, waarin vanuit een neutraliteitsoogpunt en een doelmatigheidsoogpunt getwijfeld mag worden aan de wenselijkheid van het aan de belasting onderwerpen van handelingen en / of het toestaan dan wel beperken van een recht op aftrek. Alsdan lijkt immers strijd te bestaan met het fundamentele en aan de btw inherente neutraliteitsbeginsel en / of het doelmatigheidbeginsel.
In deel II van dit onderzoek heb ik drie niveaus van samenwerking onderscheiden. Van de voor dit onderzoek geselecteerde samenwerkingsvormen heb ik bepaald op welk niveau van samenwerking zij zich typologisch bevinden. In deel IV heb ik vervolgens deze indeling als leidraad gehanteerd voor de afzonderlijke analyses van de samenwerkingsverbanden. De resultaten van het onderzoek in deel IV laten zich ook weer aan de hand van deze drie niveaus rangschikken en beoordelen naar wenselijk recht.