Einde inhoudsopgave
Organisatiewet Kadaster
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
13-09-2012, Stb. 2012, 442 (uitgifte: 02-10-2012, kamerstukken: 33250)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2012, Stb. 2012, 619 (uitgifte: 12-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht.
2.
Onze Minister stelt de raad van toezicht in de gelegenheid voor iedere te vervullen plaats in de raad een voordracht te doen van één persoon. Onze Minister wijkt niet af van de voordracht dan na overleg met de raad.
3.
De ondernemingsraad en het bestuur kunnen aan de raad van toezicht personen voor plaatsing op de voordracht aanbevelen. De raad van toezicht deelt hun daartoe tijdig mee wanneer en ten gevolge waarvan in zijn midden een plaats moet worden vervuld.
4.
De raad van toezicht geeft aan de ondernemingsraad kennis van een voorgenomen voordracht. Binnen vier weken na verzending van deze kennisgeving kan de ondernemingsraad bedenkingen uiten tegen benoeming van de voor te dragen persoon op grond van de verwachting dat die persoon ongeschikt zal zijn voor de vervulling van de taak van lid van de raad van toezicht, of dat de raad bij benoeming van die persoon niet naar behoren zal zijn samengesteld.
5.
Indien de ondernemingsraad binnen de in het vijfde lid genoemde termijn geen bedenkingen uit, draagt de raad van toezicht de betrokken persoon voor. De raad draagt een persoon, tegen de benoeming waarvan de ondernemingsraad bedenkingen heeft geuit, niet voor dan nadat hij daarover overleg heeft gevoerd met de ondernemingsraad. Bij een zodanige voordracht stelt de raad Onze Minister op de hoogte van de bedenkingen en doet hij Onze Minister verslag van het overleg met de ondernemingsraad.
6.
De voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een tijdvak van vier jaren en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van vier jaren herbenoembaar.
7.
Zolang niet is voorzien in een vacature in de raad van toezicht, vormen de overblijvende leden de raad van toezicht. Indien alle leden ontbreken, benoemt Onze Minister onverwijld een of meer personen die tijdelijk de taken van de raad van toezicht vervullen.