Hof 's-Gravenhage, 12-03-2008, nr. 469-R-07
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC6839, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
12-03-2008
- Magistraten
Mrs. Labohm, Dusamos, Mertens- de Jong
- Zaaknummer
469-R-07
- LJN
BC6839
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Erfrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC6839, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 12‑03‑2008
Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BI2036, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 12‑03‑2008
Mrs. Labohm, Dusamos, Mertens- de Jong
Partij(en)
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. S. de Kluiver.
Procesverloop in hoger beroep
De man is op 10 april 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 12 januari 2007. De man heeft 19 september 2007 een aanvullend beroepschrift ingediend.
De vrouw heeft op 23 mei 2007 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 3 juli 2007 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 10 mei 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 1 februari 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 15 februari 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.A. Soebhag, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.A.J. de Nijs. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vrouw onder meer aan de hand van een pleitnotitie.
Nadien is, volgens afspraak ter zitting, van de zijde van de man bij het hof op 18 februari 2008 het inleidend verzoekschrift bij de rechtbank ingekomen.
Het procesverloop in eerste aanleg en vaststaande feiten
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikkingen van 13 augustus 2004, 25 april 2005 en 15 maart 2006 van de rechtbank 's‑Gravenhage.
- —
Bij de beschikking van 13 augustus 2004 is tussen partijen, gehuwd op [datum], de echtscheiding uitgesproken en is de behandeling ten aanzien van onder meer de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden.
- —
Bij de opvolgende beschikking van 25 april 2005 is onder meer de behandeling ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden.
- —
Bij de opvolgende beschikking van 15 maart 2006 is onder meer de behandeling ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden.
- —
Bij de opvolgende — bestreden — beschikking is de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap vastgesteld.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
Beoordeling van het principale en het incidentele hoger beroep
1.
In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
2.
De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap, anders dan de rechtbank heeft bepaald, zal worden vastgesteld en wel met inachtneming van het standpunt daarover van de man, althans de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap zodanig te bepalen als het hof zal vermenen te behoren.
3.
De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt incidenteel, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: het beroep van de man integraal af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Subsidiair: voor het geval het hof een andere wijze van verdeling in de rede acht, in de verdeling te betrekken de schadevergoeding voor de door de man vernietigde/beschadigde goederen, alsmede de waarde van de auto, alsmede de Tabla en de Dholak.
4.
De man verzet zich daartegen en verzoekt het hof het incidenteel appel van de vrouw af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
5.
De man verzoekt in zijn aanvullende beroepschrift de verdeling vast te stellen zoals in zijn verdelingsvoorstel is geformuleerd.
6.
De strekking van de grief van de man is dat hij zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank dat hij het voorstel van de vrouw tot verdeling van de huwelijksgemeenschap niet heeft bestreden en dat dat voorstel door de rechtbank is opgenomen in haar uitspraak. In zijn aanvullend beroepschrift doet de man een voorstel tot verdeling van de huwelijksgemeenschap.
7.
De vrouw stelt dat zij — toen bleek dat een minnelijke schikking met de man niet tot de mogelijkheden behoorde — , in tegenstelling tot de man, wel heeft voldaan aan het verzoek van de rechtbank om een verdelingsvoorstel in het geding te brengen. Bij gebrek aan een voorstel van de zijde van de man heeft de rechtbank volgens de vrouw haar voorstel gevolgd. Voor het geval het hof de bestreden beschikking vernietigt, stelt de vrouw zich in incidenteel appel op het standpunt dat zij een vergoeding dient te ontvangen voor de spullen die de man volgens haar heeft vernietigd, dan wel beschadigd. Voorts stelt de vrouw in incidenteel appel dat de auto van partijen, van het merk Chrysler, in de verdeling dient te worden betrokken en wenst zij in aanvulling op de spullen die haar door de rechtbank reeds zijn toegewezen ook te ontvangen een tweetal Indiase instrumenten.
8.
Gelet op de onderlinge samenhang, zal het hof het principale en het incidentele appel tegelijk beoordelen.
Het hof is van oordeel dat partijen onvoldoende gegevens in het geding hebben gebracht om de verdeling van de huwelijksgemeenschap te kunnen vaststellen. Partijen twisten nog immer over de omvang en de waarde van de huwelijksgemeenschap en hebben naar het oordeel van het hof nagelaten daarin voldoende duidelijkheid te verschaffen. Het hof overweegt dat partijen ruimschoots de gelegenheid hebben gehad om een boedelbeschrijving op te stellen en in het geding te brengen. Nu het hof niet over de benodigde gegevens beschikt, kan het hof niet conform artikel 185 boek 3 van het Burgerlijk Wetboek de verdeling van de huwelijksgemeenschap vaststellen.
9.
Mitsdien beslist het hof als volgt.
Beslissing op het principale en het incidentele hoger beroep
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek, waarin is verzocht de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen, alsnog af;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Dusamos en Mertens- de Jong, bijgestaan door mr. Vermaas als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2008.