NJB 2018/510
Medebrenging van de verdachte en ‘Behandeling van de zaak door de rechtbank’ in de zin van art. 278 lid 2 Sv: onjuist is de opvatting dat deze bepaling niet toelaat dat medebrenging van de verdachte wordt gelast opdat deze aanwezig zal zijn bij de – tot behandeling van de zaak behorende – openbare terechtzitting waarop uitspraak wordt gedaan
HR 20-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:237
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 februari 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
17/01062
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:237, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1288, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑2017
- Wetingang
(art. 278 Sv)
Essentie
Medebrenging van de verdachte en ‘Behandeling van de zaak door de rechtbank’ in de zin van art. 278 lid 2 Sv: onjuist is de opvatting dat deze bepaling niet toelaat dat medebrenging van de verdachte wordt gelast opdat deze aanwezig zal zijn bij de – tot behandeling van de zaak behorende – openbare terechtzitting waarop uitspraak wordt gedaan
Uitspraak
Inleiding:
Het zesde middel komt op tegen het oordeel van het Hof dat art. 278, tweede lid, Sv de wettelijke grondslag biedt voor het door de Rechtbank afgeven van een bevel tot medebrenging voor het bijwonen van de uitspraak. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.