Rb. Amsterdam, 20-02-2015, nr. 2995704 - CV EXPL 14-11377
ECLI:NL:RBAMS:2015:530
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
20-02-2015
- Zaaknummer
2995704 - CV EXPL 14-11377
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2015:530, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 20‑02‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 20‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Bandleider zegt duurovereenkomst met bandleden op, zonder inachtneming redelijke opzegtermijn
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 2995704 \ CV EXPL 14-11377
Uitspraak: 20 februari 2015
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. A.W. Schulte,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde mr. P.N. Meijer.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
de dagvaarding van 8 april 2014 inhoudende de vordering van [eiser], met producties;
de conclusie van antwoord.
Ingevolge het tussenvonnis van 1 juli 2014 heeft een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan en de daarin genoemde andere stukken bevinden zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten en omstandigheden
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
Ongeveer 25 jaar hebben partijen met anderen samengewerkt in de muziekband [muziekband]. [gedaagde] was de gitarist en zanger van [muziekband] en was daarnaast als bandleider belast met de sales, marketing en logistiek. [eiser] was de toetsenist van [muziekband] en heeft verschillende muziekarrangementen voor de optredens van [muziekband] verzorgd. Ook heeft hij promotionele activiteiten en salesactiviteiten voor [muziekband] verricht. De opdrachtgevers betaalden voor de optredens van [muziekband] aan (één van de eenmanszaken van) [gedaagde]. [gedaagde] betaalde op zijn beurt aan de andere bandleden (via hun eenmanszaken) een gage van gemiddeld € 300,-, exclusief 6% BTW, per optreden. De samenwerking in [muziekband] was in die zin vrijblijvend dat de bandleden vrij waren om daarnaast andere werkzaamheden te verrichten en zich te laten vervangen door invallers. De (wijze van) samenwerking tussen partijen is niet schriftelijk vastgelegd.
1.2
[gedaagde] is op enig moment achter geraakt met de betaling van gages aan [eiser]. Daarover is tussen [gedaagde] en de partner van [eiser] gecorrespondeerd.
1.3
Bij e-mailbericht van 27 maart 2013 heeft [gedaagde] aan onder meer [eiser] een speellijst van [muziekband] gestuurd. Op die speellijst stonden 37 toekomstige optredens, waarvan er 23 al waren bevestigd door de opdrachtgevers.
1.4
Op 4 april 2013 heeft [gedaagde] telefonisch aan [eiser] meegedeeld dat de samenwerking binnen [muziekband] per direct werd beëindigd. Een ander bandlid genaamd
[bandlid] (hierna: [bandlid]) kreeg op die dag hetzelfde telefonische bericht van [gedaagde].
1.5
Bij e-mailbericht van 5 april 2013 heeft [eiser], voor zover relevant, het volgende aan onder meer [gedaagde] geschreven:
“(…)
Ik ben intens verdrietig en diep geschokt door wat er gisteren allemaal is gebeurd.
Het gesprek met jou [gedaagde] (rechtbank: [gedaagde]) is als een roes aan me voorbij gegaan en ik begrijp niet dat je dat op deze manier doet.
Je belt me en ik vraag hoe gaat het…jij zegt; niet goed ik wil stoppen met [muziekband].
Ik vraag toch behoorlijk geschrokken waarom en wat er allemaal is en jij zegt dan daar wil ik het eigenlijk niet over hebben maar het is per direct!
Later in het gesprek begrijp ik dat jij dus niet stopt met [muziekband] maar dat [bandlid] (rechtbank: [bandlid]), [bandlid 2] en ik op staande voet ontslagen zijn…
en jij dus met [bandlid 3] gewoon doorgaat onder dezelfde naam maar wel met andere mensen.
Na veel aandringen van mijn kant om de reden van dit ontslag had je het over [naam] (rechtbank: de partner van [eiser]) die nog al eens “moeilijk deed” over betalingen… Ja [naam] regelt mijn administratie en vraagt van tijd tot tijd hoe het zit met de achterstallige betalingen. Dat mag, daar heb ik voor gewerkt en als er vandaag nog optredens van 2011 openstaan, lijkt het mij logisch dat zij om een oplossing vraagt.
Ook had je het over dat er ‘achter je rug gepraat werd’.
Wij bandleden praten onderling over de communicatie en organisatie waar het vaak aan schort en wat er beter/anders zou kunnen, maar daar praat ik met jou ook over.
Buiten het team praat ik nooit over de issues binnen [muziekband]. (…) Sterker nog ik promoot [muziekband] altijd!
(…)
Ik kan niet uitleggen hoe ik me voel, maar ik ben al meer dan 25 jaar altijd absoluut loyaal aan [muziekband] geweest.
Als ik een keer niet kon of als ik een vakantie periode wilde heb ik dit altijd in overleg gedaan. Ik heb een mini tournee met [artiest] in Portugal afgezegd omdat jij vond dat [muziekband] een heel belangrijk optreden had waar ik bij moest zijn.
Ik geloofde in [muziekband] dus deed ik dat.
Ik geloofde ook in een TEAM dus hielp ik (als ik kon) de bus mee inladen, dat deed ik met liefde.
Natuurlijk waren er soms ook dingen die niet lekker gingen, maar ik ging toch altijd met plezier langs de gigs & ik ging er voor.
En ik begrijp ook [gedaagde] dat je misschien wel met andere mensen wilt spelen of een andere richting in wilt. Maar bespreek dat en als wij niet de juiste mensen zijn had ik na 25 jaar wel een overgangs periode verdiend, zodat ik nu niet ineens zonder werk zit.
En jij weet heel goed dat wat je nu gedaan hebt een grote financiele impact heeft op mij en de andere jongens die je ontslagen hebt!
Waar ik de hele nacht van wakker heb gelegen is:
hoe kan het zijn dat nadat ik 25+ jaar zo trouw als een hond ben geweest aan [muziekband], jij mij telefonisch zonder reden of welke vorm van redelijkheid dan ook zegt dat ik per direct ontslagen ben? En dat het jou kennelijk totaal niet boeit wat voor impact het op mij heeft.
(…)”
1.6
Bij brief van 13 april 2013 hebben [eiser] en [bandlid], voor zover relevant, het volgende aan [gedaagde] geschreven betreffende de “afwikkeling beëindiging samenwerking ‘[muziekband]’”:
“(…)
Jij hebt absoluut NIET het recht om eenzijdig, zonder enig overleg, deze gelijkwaardige samenwerking op te doeken.
Jij bent geen [muziekband], wij zijn met z’n 4-en samen [muziekband]!
Jij weet heel goed dat het inkomen uit [muziekband] een hoofdinkomen is voor ons allen.
Je hebt zonder enige overbrugging het per 27 maart 2013 reeds toegekende werk van 24 optredens, van ons afgepakt.
Erger nog, je pakt van ons een jaarinkomen van zeker minimaal €15.000 af.
Vervolgens blijkt dat jij sinds gisteren 12 april 2013 met een hele andere bezetting onder de naam die WIJ mede hebben groot gemaakt, de toegekende optredens invult (…)
Wil jij nu TOCH in staat zijn verder te gaan met ‘[muziekband]’ waarbij wij definitief vervangen worden door andere musici, willen wij van jou binnen 7 dagen na deze email, een voorstel voor de afwikkeling van het opbreken van deze gelijkwaardige samenwerking v.w.b.
- 1.
de gederfde inkomsten van toegezegde optredens,
- 2.
de goodwill die je ons verschuldigd bent voor het doorgaan onder de naam ‘[muziekband]’ die mede door ons is groot gemaakt.
In ieder geval eisen we dat jij per direct:
1. alle openstaande facturen betaalt.
(…)”
[gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.
1.7
Bij brief van 22 mei 2013 heeft DAS Incasso [gedaagde] gesommeerd het aan [eiser] verschuldigde bedrag, met rente en kosten, van in totaal € 2.701,72 binnen vijf dagen te voldoen. Op 10 juli 2013 heeft [gedaagde] het volledige bedrag voldaan.
1.8
Bij brief van 31 mei 2013 heeft de gemachtigde van [eiser] namens [eiser] en [bandlid] een schikkingsvoorstel aan [gedaagde] gedaan. [gedaagde] is daarmee niet akkoord gegaan.
1.9
Na de hiervoor onder 1.4 vermelde beëindiging van de samenwerking is [gedaagde] met [muziekband] in gewijzigde samenstelling blijven optreden.
Vordering en verweer
2. [eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
voor recht te verklaren dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [eiser] doordat hij de tussen partijen bestaande overeenkomst op 4 april 2013 met onmiddellijke ingang heeft beëindigd;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding ten bedrage van € 25.000,- dan wel een ander bedrag dat de kantonrechter in goede justitie meent te kunnen toekennen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 april 2013 tot aan 8 april 2014, alsmede tot betaling van € 1.158,- aan buitengerechtelijke kosten, één en ander voor zover het totale bedrag de som van € 25.000,- niet te boven gaat;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het onder II. toe te wijzen bedrag vanaf 8 april 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten, te begroten op een half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris met een maximum van € 100,-.
3. [eiser] stelt daartoe dat, gelet op de 25 jaar durende samenwerking binnen [muziekband] en de regelmaat van optreden (2 à 3 keer per week), sprake is van een duurovereenkomst. Hij mocht erop vertrouwen dat hij de vastgelegde optredens van [muziekband] zou spelen en dat de samenwerking niet met onmiddellijke ingang zou worden beëindigd. Nu een zwaarwegende opzeggingsgrond ontbreekt, is volgens hem geen sprake van een rechtmatige opzegging. De verhouding tussen partijen is inmiddels echter dusdanig verstoord dat een samenwerking in de toekomst geen optie meer is. Hij meent dat een opzegtermijn van twee jaar in acht had moeten worden genomen en dat door [gedaagde] goodwill moet worden betaald.
4. Ten aanzien van de door hem gevorderde schade stelt [eiser] dat hij van 2010 tot en met 2012 gemiddeld € 12.982,-, exclusief 6% BTW, per jaar aan [muziekband] heeft verdiend, zodat de schade, met een in acht te nemen opzegtermijn van twee jaar,€ 25.964,- bedraagt. Daarnaast had hij, gelet op de 23 al bevestigde optredens op de speellijst, in ieder geval een bedrag van € 6.900,- (23 x € 300,-), exclusief 6% BTW, kunnen verdienen. Ook meent hij aanspraak te kunnen maken op een bedrag van€ 17.309,- aan goodwill. Volgens [eiser] dienen ook zijn persoonlijke omstandigheden een rol te spelen bij de bepaling van de hoogte van de schade. Zo heeft hij moeten afzien van de aankoop van een nieuwe woning en heeft de handelwijze van [gedaagde] spanningen bij [eiser] en zijn partner teweeg gebracht. Aan de gevorderde buitengerechtelijke kosten legt [eiser] rapport Voorwerk 2 ten grondslag. Om hem moverende redenen beperkt [eiser] zijn vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 25.000,-, te weten het bedrag waarover de kantonrechter bevoegd is te oordelen.
5. [gedaagde] voert verweer tegen de vordering en voert daartoe - kort weergegeven - het volgende aan. De werkzaamheden van [eiser] zijn te kwalificeren als een overeenkomst van opdracht, die te allen tijde opzegbaar is. Betwist wordt dat [eiser] rechthebbende is op [muziekband] en dat hij aanspraak zou kunnen maken op goodwill. [muziekband] is één van de handelsnamen van [gedaagde]. Het is zijn onderneming en hij is daarvan ook de baas. Niet valt in te zien waarom hij niet gerechtigd zou zijn om te bepalen wie er in zijn band spelen. Ook wordt verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde goodwill. [gedaagde] meent dat hij, gelet op de omstandigheden van het geval, geen opzegtermijn in acht hoefde te nemen. De matig intensieve samenwerking tussen partijen rechtvaardigt een opzegtermijn van niet meer dan twee maanden. Uitgaand van de cijfers van [eiser] komt dit neer op een bedrag van € 2.100,- (7 optredens ad€ 300,-). Aangevoerd wordt dat [eiser] zijn vordering maximeert, maar de schadeposten vervolgens niet specificeert. Dit terwijl hij bij een uit meerdere posten bestaande vordering moet aangeven welke delen voor welk aandeel in stand blijven. Door dit niet te doen handelt [eiser] in strijd met de goede procesorde. Verder wordt aangevoerd dat de vordering van [eiser] niet ziet op geleden schade, maar op gemiste inkomsten. Op gemiste inkomsten moeten de wel behaalde inkomsten in mindering worden gebracht. Tot slot wordt verweer gevoerd tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
Beoordeling
Duurovereenkomst
6. Partijen twisten over de vraag of in hun onderlinge verhouding sprake is geweest van een duurovereenkomst, zoals [eiser] stelt, of van een overeenkomst van opdracht, waar [gedaagde] vanuit gaat. De kantonrechter overweegt het volgende.
7. In het algemeen wordt onder een duurovereenkomst verstaan een rechtsverhouding waarbij partijen zich (stilzwijgend) hebben verbonden gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd over en weer één of meerdere prestaties te verrichten, waarbij de prestaties voortdurend, telkens terugkerend of opeenvolgend dienen te zijn. Bij de uitleg van een (mondelinge) overeenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
8. Uit de feiten en stellingen van partijen leidt de kantonrechter af dat in het onderhavige geval sprake is geweest van een, stilzwijgend tot stand gekomen, duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Daarbij is van belang dat partijen gedurende een periode van25 jaar hebben samengewerkt in [muziekband]. Niet in geschil is dat [eiser] en [gedaagde], met twee anderen, de vaste bandleden of de basisspelers van [muziekband] waren. Dit hield onder meer in dat zij naar aanleiding van door [gedaagde] opgestelde speellijsten konden aangeven of zij op de daarin opgenomen data konden optreden. Indien dat het geval werd het optreden aan hen toegekend. Als zij verhinderd waren of anderszins niet konden optreden, werden zij vervangen door een invaller. Verder staat vast dat [eiser] een gage ontving van gemiddeld € 300,-, exclusief 6% BTW, per optreden.
9. Als gevolg van de hiervoor geschetste langdurige samenwerking zijn partijen in een bestendige rechtsverhouding tot elkaar gekomen, waarin [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde] hem, indien hij beschikbaar was, zou inschakelen bij een optreden van [muziekband].
Beëindiging van de duurovereenkomst
10. Nu de onderlinge verhouding tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, dient te worden beoordeeld of [gedaagde] de duurovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. Partijen hebben bij het aangaan van de samenwerkingsrelatie niets afgesproken over de beëindiging daarvan. Specifieke wettelijke bepalingen zijn op het einde van deze relatie niet van toepassing. De redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat een duurovereenkomst niet kan worden opgezegd, tenzij daartoe een zwaarwegende grond bestaat. Dit dient evenwel niet lichtvaardig te worden aangenomen. De kantonrechter begrijpt de stellingen van partijen aldus dat zij het erover eens zijn dat de tussen hen bestaande overeenkomst vatbaar is voor opzegging. Immers, ook [eiser] gaat ervan uit dat samenwerking in de toekomst geen optie meer is. Partijen twisten evenwel over de vraag of een opzegtermijn in acht had moeten worden genomen.
11. Bij gebreke van een contractuele en van een wettelijke regeling hieromtrent dient de vraag of het [gedaagde] vrijstond de samenwerking met [eiser] op 4 april 2013 met onmiddellijke ingang te beëindigen, te worden beantwoord aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval. Daarbij dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen, en zijn ook de aard en het gewicht van de redenen voor opzegging van belang. [eiser] stelt dat een opzegtermijn van twee jaar in acht moet worden genomen, terwijl [gedaagde] meent dat, als er al een opzegtermijn in acht zou moeten worden genomen, een opzegtermijn van niet meer dan twee maanden volstaat.
12. In dit geval zijn de volgende omstandigheden van belang voor het bepalen van een redelijke opzegtermijn. Daarbij overweegt de kantonrechter dat uitgangspunt is dat iedere ondernemer zelf verantwoordelijk is voor het welslagen van zijn onderneming en voor de continuïteit ervan. Wanneer een contractuele wederpartij de relatie door opzegging beëindigt, zal dat in het algemeen tot schade leiden. Deze schade komt voor rekening van de ondernemer zelf, tenzij er een rechtsgrond aanwezig is om die schade of een bepaald deel ervan voor rekening van de opzeggende partij te brengen. Die rechtsgrond kan gelegen zijn in contractuele of wettelijke bepalingen die hier echter ontbreken, of in de eisen van redelijkheid en billijkheid, hetgeen hierna zal worden beoordeeld. Een opzegtermijn kan de schade die de opgezegde partij door de opzegging lijdt, aanmerkelijk doen verminderen. Gedurende die tijd krijgt de opgezegde partij gelegenheid om maatregelen te bedenken en te nemen om de aanpassing van zijn onderneming gereed te hebben wanneer het einde daadwerkelijk intreedt.
13. Allereerst komt bij het bepalen van de duur van de opzegtermijn betekenis toe aan de duur van de overeenkomst. Vaststaat dat de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen 25 jaar heeft geduurd.
14. Voorts zijn de redenen voor beëindiging van de overeenkomst van belang. [gedaagde] geeft aan de samenwerking te hebben opgezegd wegens al enige tijd sluimerende onmin over de financiële afwikkeling van de samenwerking en de wisselende inzet van de muzikanten voor [muziekband]. De zogenaamde druppel die de emmer deed overlopen was dat [gedaagde] via derden moest horen dat [eiser] en [bandlid] zich achter zijn rug negatief over hem uitlieten. Ook hebben zij volgens hem opdrachtgevers uitgehoord om te achterhalen wat de afspraken voor de boekingen waren. [gedaagde] stelt dat [eiser] hiermee zijn vertrouwen herhaaldelijk en ernstig heeft beschaamd, zodat er afdoende reden is om uit elkaar te gaan. Daartegen is door [eiser] verweer gevoerd.
15. Anders dan [eiser] stelt, kan niet worden geoordeeld dat in de muziekband [muziekband] sprake was van een gelijkwaardige samenwerking tussen de vier vaste bandleden. Immers, vast is komen te staan dat [gedaagde] als bandleider tevens was belast met de sales, marketing en logistiek. Dat [eiser] bijvoorbeeld de logistiek niet als zijn verantwoordelijkheid zag blijkt ook wel uit de hiervoor onder 1.5 opgenomen brief, waarin is te lezen dat hij, als hij kon, hielp met het inladen van de bus. Dat [eiser] op vrijwillige basis sales- en marketingwerkzaamheden voor [muziekband] heeft verricht, maakt dat niet anders. Dit doet immers niet af aan de op [gedaagde] rustende verplichtingen. Als niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat het volledige ondernemersrisico van [muziekband] bij [gedaagde] lag. Als opdrachtgevers [gedaagde] niet betaalden voor de optredens van [muziekband], kregen de muzikanten, onder wie [eiser], desalniettemin betaald. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat [gedaagde] mag bepalen wie er deel uitmaken van [muziekband] en dat hij ook na de beëindiging van de samenwerking met [muziekband] mag blijven optreden. Het andersluidende standpunt van [eiser] wordt daarbij verworpen. Vaststaat dat [gedaagde] op enig moment niet in staat was de gages van [eiser] te voldoen. Onder meer de reactie daarop van de zijde van [eiser] is voor [gedaagde] aanleiding geweest de samenwerking tussen partijen te beëindigen. Naar het oordeel van de kantonrechter is de aard en het gewicht van deze reden van opzegging niet zodanig dat deze geen opzegtermijn zou rechtvaardigen, hetgeen overigens ook geldt voor de overige door [gedaagde] aangevoerde - door [eiser] weersproken - redenen van opzegging. Voormelde reden van opzegging is echter wel in die zin voldoende gewichtig en brengt mee dat [gedaagde] niet tot in lengte van dagen aan de samenwerkingsovereenkomst gebonden hoeft te blijven. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de betalingsproblemen mogelijk in de beleving van [eiser] slechts als een bijzaak werden ervaren, maar dat het zeer wel mogelijk is dat [gedaagde], op wie het ondernemersrisico van [muziekband] rust, dit anders heeft ervaren.
16. Daarnaast dienen de wederzijdse belangen te worden afgewogen. [eiser] heeft belang bij voortzetting van de overeenkomst omdat hij voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het inkomen uit [muziekband] voor hem een hoofdinkomen is en dat de kans om gelijk vervangend werk te vinden, mede gelet op zijn leeftijd (52 jaar) en de lage conjunctuur in de culturele sector, voor hem (zeer) klein is. Gelet op de verstoorde verhoudingen tussen partijen heeft ook [gedaagde] belang bij beëindiging van de samenwerking.
17. Voorts is een factor die meeweegt het feit dat partijen geen exclusiviteit met elkaar zijn overeengekomen. Het gestelde inkomen uit [muziekband] van gemiddeld € 12.982,-, exclusief 6% BTW, per jaar was voor [eiser] ook onvoldoende om enkel en alleen daarmee in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Het was voor hem dan ook noodzakelijk om naast [muziekband] andere werkzaamheden te verrichten. Dat deed hij door (onder meer) deel uit te maken van de muziekband “[artiest]” en werkzaamheden te verrichten voor de Muziekschool Amstelveen. Gelet op het vorenstaande, lag het op de weg van [eiser] om zorg te dragen voor zijn eigen broodwinning en kon hij niet enkel vertrouwen op de samenwerking binnen [muziekband].
18. Alles overziende acht de kantonrechter een opzegtermijn van zes maanden in de omstandigheden van dit geval redelijk en billijk. De (telefonische) opzegging van 4 april 2013 is niet rechtsgeldig, nu daarbij geen opzegtermijn in acht is genomen. Deze opzegging komt echter wel in aanmerking voor conversie in een rechtsgeldige opzegging met inachtneming van een wel redelijk te achten termijn. De opzegging van4 april 2013 komt dus de werking toe van een rechtsgeldige opzegging tegen5 oktober 2013. Dit betekent dat [gedaagde] aan [eiser] een schadevergoeding dient te betalen over de periode van 4 april 2013 tot en met 4 oktober 2013.
Hoogte van de schadevergoeding
19. Als niet of onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat [eiser] de laatste drie jaar gemiddeld € 12.982,-, exclusief 6% BTW, per jaar aan [muziekband] verdiende. De kantonrechter zal [gedaagde] derhalve veroordelen een bedrag van € 6.491,- (€ 12.982,- : 2 = € 6.491,-) aan [eiser] te betalen als vergoeding naar redelijkheid over de periode van 4 april 2013 tot en met 4 oktober 2013. De kantonrechter ziet geen aanleiding om daarnaast nog een vergoeding aan [eiser] toe te kennen voor de al bevestigde optredens.
20. Verder maakt [eiser] aanspraak op goodwill. [gedaagde] bestrijdt dit.Ondanks een redelijke duur van de opzegtermijn kunnen de redelijkheid en billijkheid, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, meebrengen dat een schadevergoeding wordt toegekend naast de opzegtermijn. Hierbij valt te denken aan de situatie waarbij de opgezegde partij met het oog op het voortduren van de overeenkomst investeringen heeft gedaan welke niet enkel worden gecompenseerd door, of verdisconteerd in een bepaalde opzegtermijn, omdat de duur daarvan mede wordt bepaald door de belangen van de opzeggende partij.
20. De omstandigheid dat [eiser] investeringen heeft gedaan die niet worden verdisconteerd in de opzegtermijn doet zich hier niet voor. Dat hij verscheidene keren heeft voorgespeeld voor potentiële opdrachtgevers is daartoe onvoldoende. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde] heeft aangegeven geen gebruik te (zullen) maken van door [eiser] geschreven composities. Verder heeft [eiser] in het licht van de vrijblijvende samenwerking binnen [muziekband] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat hij daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de naamsbekendheid en commerciële marktwaarde van [muziekband]. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om aan [eiser] een schadevergoeding op grond van goodwill toe te kennen. Ook overigens zijn er geen omstandigheden gesteld of gebleken die aanleiding geven tot het toekennen van een schadevergoeding naast de vergoeding die zal worden toegekend voor de duur van de opzegtermijn.
22. De slotsom van het voorgaande is dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 6.491,-, vermeerderd met de op zich niet weersproken wettelijke rente.De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen, nu [eiser] daarbij gelet op het voorgaande geen belang meer heeft.
Proceskosten en buitengerechtelijke kosten
23. [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de hoogte van de vordering van [eiser] voor zover die voor toewijzing in aanmerking komt, ziet de kantonrechter aanleiding bij de berekening van het salaris gemachtigde tarief € 250,- toe te passen. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden gelet daarop begroot op: - dagvaarding € 81,29 - griffierecht € 462,00 - salaris gemachtigde € 500,00 (2 punten x tarief € 250,00)Totaal € 1.043,29
Ook wordt [gedaagde] veroordeeld in de nakosten, begroot op het door [eiser] gemaximeerde bedrag van € 100,00.
24. [eiser] maakt voorts aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
Overig
25. Hetgeen voorts door partijen in het kader van de onderhavige procedure naar voren is gebracht, zal de kantonrechter als reeds in het voorgaande besproken dan wel als niet ter zake dienende buiten beschouwing laten.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.491,00 (zesduizend vierhonderd eenennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2014 tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.043,29 en in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,- aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J. Thomas, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter