Rb. Oost-Brabant, 15-04-2013, nr. 259230 / EX RK 13-22
ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ8247
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
15-04-2013
- Zaaknummer
259230 / EX RK 13-22
- LJN
BZ8247
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ8247, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 15‑04‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 15‑04‑2013
Inhoudsindicatie
1.1. Verzoekers hebben een groot aantal vragen geformuleerd die zij aan de getuigen illen stellen. Beantwoording van de voorgestelde vragen zal niet leiden tot vaststelling van feiten, maar zal het standpunt van verweerder betreffende de gestelde feiten weergeven, zonder dat op dit moment duidelijk is in hoeverre die feiten worden weersproken. De rechtbank is van oordeel dat een voorlopig getuigenverhoor daartoe niet is bedoeld en dat verzoekers handelen in strijd met de goede procesorde door door middel van een voorlopig getuigenverhoor het standpunt van de wederpartij helder te willen krijgen.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/259230 / EX RK 13-22
Beschikking van 15 april 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOUR KIDS B.V.,
gevestigd te Mierlo,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMFORTMOBIEL HOLDING B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMFORTMOBIEL PRODUCTS B.V.,
beiden gevestigd te Eindhoven,
verzoeksters,
advocaat mr. G.A. van Meeteren te Eindhoven,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JEFKE HOLDING B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JEDRE BEHEER B.V.,
beiden gevestigd te Mierlo,
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
verweerders,
advocaat mr. J.R.P.M Scheepers te Roermond.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift van 19 februari 2013 met producties, genummerd 1 tot en met 58;
- -
het verweerschrift voorlopig getuigenverhoor tevens inhoudende (voorwaardelijk) tegenverzoek tot het houden van een contra-enquête van 14 maart 2013;
- -
de mondelinge behandeling van 19 maart 2013.
2. Het verzoek
2.1.
Het verzoekschrift strekt er toe een voorlopig getuigenverhoor te bevelen van veertien getuigen, met benoeming van een rechter-commissaris ten overstaan van wie dit getuigenverhoor zal worden gehouden, met bepaling van een tijdstip waarop dit voorlopig getuigenverhoor zal plaatsvinden en van het tijdstip waarop verzoekster uiterlijk een afschrift van dit verzoekschrift en van de daarop te geven beschikking aan gerekestreerde moet doen toekomen. Tevens wordt verzocht om op de voet van artikel 191 lid 1 Rv een comparitie te gelasten.
2.2.
Verzoeksters stellen zich op het standpunt dat zij door onrechtmatig handelen van verweerders als (indirect) statutair bestuurder en (indirect) medeaandeelhouder jegens de vennootschap, haar bestuurders en haar medeaandeelhouders, schade hebben geleden. Verzoeksters menen recht te hebben op vergoeding van die schade door gerekestreerden die volgens verzoeksters hoofdelijk aansprakelijk zijn. Verzoeksters wensen thans nader te onderzoeken hoe het functioneren van [verweerder 3] tot aansprakelijkheid leidt en ten opzichte van wie. Teneinde eenduidig vast te stellen onder welke omstandigheden, met welke gedragingen en met welke intentie, opzet en bedoeling [verweerder 3] heeft gehandeld, wensen verzoeksters veertien getuigen te doen horen. Verzoekers hebben 45 vragen geformuleerd die zij in het voorlopig getuigenverhoor beantwoord willen zien.
2.3.
Gerekestreerden hebben verweer gevoerd tegen inwilliging van het verzoek en stellen zich primair op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen, met veroordeling van verzoeksters in de kosten van de onderhavige procedure. Gerekestreerden stellen dat er sprake is van een fishing expedition.
3. De beoordeling
3.1.
Een verzoek tot het doen houden van een voorlopig deskundigenonderzoek kan, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt. Van zodanig misbruik kan onder meer sprake zijn wanneer de verzoekster wegens de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten.
3.2.
Verzoekers hebben een groot aantal vragen geformuleerd die zij aan de getuigen willen stellen. De rechtbank constateert dat deze vragen allemaal gericht lijken te zijn aan [verweerder 3] en vrijwel zonder uitzondering betrekking hebben op de intenties en opvattingen van [verweerder 3] (het merendeel van de vragen begint met ‘waarom’). Beantwoording van de voorgestelde vragen zal niet leiden tot vaststelling van feiten, maar zal het standpunt van [verweerder 3] betreffende de gestelde feiten weergeven, zonder dat op dit moment duidelijk is in hoeverre die feiten worden weersproken. De rechtbank is van oordeel dat een voorlopig getuigenverhoor daartoe niet is bedoeld en dat verzoekers handelen in strijd met de goede procesorde door door middel van een voorlopig getuigenverhoor het standpunt van de wederpartij helder te willen krijgen.
3.3.
Gezien het voorgaande zal het verzoek worden afgewezen. Verzoekster zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek af
veroordeelt verzoeksters in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verweerders begroot op € 1.027,--, waarvan € 452,-- aan salaris advocaat en € 575,-- aan verschotten.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2013.