Hof Den Haag, 21-06-2017, nr. 200.201.470/01
ECLI:NL:GHDHA:2017:1704, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
21-06-2017
- Zaaknummer
200.201.470/01
- Vakgebied(en)
Goederenrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:1704, Uitspraak, Hof Den Haag, 21‑06‑2017; (Hoger beroep, Rekestprocedure)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1211, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 21‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Verdeling huwelijksgemeenschap. Beslissingen ten aanzien van diverse bestanddelen. Verdeling ondernemingen bij gebreke waardering.
Partij(en)
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 21 juni 2017
Zaaknummer : 200.201.470/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 14-6320 en FA RK 14-9139
Zaaknummers rechtbank : C/10/462996 en C/10/456610
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. K. el Joghrafi te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.J.W. Jongenelen te Roosendaal.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 14 oktober 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 14 juli 2016 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft op 7 februari 2017 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 21 maart 2017 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 13 december 2016 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 25 januari 2017 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 31 maart 2017 mondeling behandeld, tezamen met de zaak bekend onder zaaknummers 200.171.310/01 en 200.171.314/01.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam] namens de raad.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de wijze van verdeling van de gemeenschap gelast zoals weergegeven in de beschikking van 11 maart 2015 onder rechtsoverweging 2.10.11 en 2.10.13 alsmede zoals overwogen onder rechtsoverweging 2.3.2. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen: 1. dat het stuk grond dat aan [naam] toebehoort buiten de verdeling dient te worden gelaten;
2. dat de boete van 100.000 TL, verschuldigd aan [naam] , volledig voor rekening van de vrouw komt, zonder verrekening met de man;
3. dat een ieder van partijen de helft van het bedrag ad 15.000 TL aan [naam] dient te voldoen;
4. dat ter zake de verdeling van de waarde van het appartement in [plaats] de waarde zal worden gebaseerd op een taxatie van het appartement (en niet op basis van de betaalde bedragen);
5. dat een ieder van partijen de helft van de totaalschuld bij de vader van de man ad 303.549 TL (inclusief rente) aan de vader van de man dient te voldoen;
6. dat de vrouw ter zake de sieraden van partijen aan de man dient te voldoen een bedrag ad € 28.000,-;
7. ter zake de twee vakantiewoningen en het stuk grond in [plaats] te bepalen dat deze zullen worden getaxeerd in Turkije, alsmede te bepalen dat deze bestanddelen, alsmede de aan deze bestanddelen verbonden schulden bij de vader van de man, aan de man zullen worden toebedeeld;
8. dat een eventuele overwaarde ter zake de vakantiewoningen en grond in [plaats] bij helfte zal worden verdeeld;
9. dat het verzoek van de vrouw ter zake de kosten hypotheeklasten, premie overlijdensrisicoverzekering en provisie zal worden afgewezen;
10. ter zake de ondernemingen van partijen:
Primair: te bepalen dat de B.V.’s buiten de verdeling worden gelaten en dat de man zijn aandelen in [bedrijf] en de onderliggende B.V’s behoudt;
Subsidiair: indien het hof beslist dat de aandelen van Hulya [bedrijf] en de onderliggende B.V.’s door één partij dienen te worden overgenomen, dan verzoekt de man te bepalen dat dit zal gebeuren op basis van het hoogste bod van één van partijen, waarbij de overnemende partij de helft van de waarde/bod aan de andere partij dient te vergoeden;
11. ter zake de eenmanszaak van de man dat een ieder van partijen de helft van de latente belastingaanslag voor zijn/haar rekening dient te nemen;
12. dat de rekeningen-courant van de ondernemingen van partijen buiten de verdeling gelaten dienen te worden;
13. dat de man ter zake de [auto merk] aan de vrouw dient te voldoen een bedrag ad € 1.652,58 (in plaats van € 3.408,50);
14. dat de vrouw de helft van de verkoopwaarde van de [auto merk] aan de man dient te voldoen;
15. dat de vrouw de door de man gemaakte kosten van [naam] makelaar, zijnde € 460,-, aan de man dient te voldoen;
16. dat de vrouw het voortgezet gebruik mag voortzetten tot een maximum van zes maanden na 14 oktober 2016, te weten 14 april 2017;
17. dat de man vervangende toestemming wordt verleend om al die rechtshandelingen te verrichten welke voor het beheer, vervreemding, levering of overdracht van de echtelijke woning nodig zijn, waarbij de vervangende toestemming van het hof in de in deze te wijzen beschikking in de plaats treedt voor de medewerking en toestemming van de vrouw met betrekking tot voornoemde administratieve, juridische, feitelijke rechtshandelingen met betrekking tot het beheer, vervreemding, levering of overdracht van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] ;
18. dat de vrouw een bedrag ad € 41.874,- aan de man dient te voldoen;
19. dat de vrouw de nog op te nemen of reeds opgenomen netto salarissen ter hoogte van € 21.824,04 bij helfte met de man dient te delen;
20. ter zake de grieven en het aangevoerde een zodanige beslissing te nemen als het hof wenselijk acht.
3. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt in incidenteel appel de bestreden beschikking wat betreft de schenkingen (armbanden en goud) te vernietigen en onder aanvulling en/of verbetering van gronden te bepalen dat de armbanden en het goud aan de vrouw worden toebedeeld zonder verrekening van enige waarde met de man.
4. De man verzet zich daartegen.
Het hof overweegt als volgt.
Peildatum, omvang en waardering van de huwelijksgemeenschap
5. Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat als peildatum voor zowel de omvang en de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap als voor de waardering van de bestanddelen van de gemeenschap heeft te gelden 24 juli 2014.
6. De grieven van de man en de vrouw lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het hof zal de geschilpunten tussen partijen bespreken en het door de man en de vrouw aangevoerde daarin betrekken.
7. Het hof stelt vast dat de man ter zitting grief 13 heeft ingetrokken, zodat deze grief geen verdere bespreking behoeft.
Stuk grond in (nabije omgeving) [plaats] , Turkije
8. De eerste grief van de man heeft betrekking op de toedeling van het stuk grond aan de man, onder verrekening van de helft van de waarde ervan met de vrouw. De rechtbank heeft daarbij volgens de man ten onrechte geoordeeld dat de man zijn stelling, dat het stuk grond niet aan de gemeenschap behoort, onvoldoende heeft gemotiveerd. De man handhaaft zijn stelling dat het stuk grond niet aan de gemeenschap behoort. Ter toelichting stelt hij dat zijn neef op 17 september 2012 een stuk grond heeft gekocht op naam van de man voor een bedrag van 15.000 TL. Zijn neef had op 24 juli 2012 hiervoor een notariële machtiging van de man gekregen. Op dezelfde dag van de aankoop heeft de man dit stuk grond doorverkocht aan zijn neef voor een bedrag van 15.000 TL. De man was verplicht dit stuk grond op 1 juli 2016 aan zijn neef over te dragen, op straffe van een boete van 15.000 TL plus rente plus 100.000 TL boete. Omdat de vrouw een rechtszaak aanhangig heeft gemaakt bij de rechtbank [plaats] (Turkije) om dit bestanddeel op de naam van derden te laten zetten, kon de man niet aan zijn leveringsverplichting voldoen. Zijn neef heeft hem inmiddels in gebreke gesteld om binnen een maand te betalen. Nu de man volgens hem door het handelen van de vrouw niet meer aan zijn verplichting jegens zijn neef kon voldoen, verzoekt de man het hof te bepalen dat de boete van 100.000 TL voor rekening van de vrouw komt. Wat betreft het bedrag van 15.000 TL verzoekt de man te bepalen dat ieder van partijen de helft aan de neef van de man dient over te maken.
De vrouw heeft de stelling van de man gemotiveerd betwist. Volgens de vrouw baalt de man simpelweg dat het stuk grond tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort en wil hij de waarde van deze grond niet met de vrouw delen. Het stuk grond staat op naam van de man en valt derhalve in de wettelijke gemeenschap van goederen en dient in de verdeling te worden betrokken, aldus de vrouw.
9. Het hof is, gelet op de stukken en het besprokene ter zitting van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals deze heeft gedaan. Het hof neemt die gronden over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andersluidend oordeel moeten leiden. Het hof is van oordeel dat ook in hoger beroep genoegzaam is gebleken dat het stuk grond op naam van de man staat en derhalve in de gemeenschap van goederen valt en in de verdeling dient te worden betrokken. Dat de man met zijn neef een overeenkomst heeft gesloten ten aanzien van het gebruik van het stuk grond dan wel het doorverkopen van het stuk grond doet aan de eigendom van de man niets af.
Ten aanzien van de overige stellingen van de man met betrekking tot de boetes van 100.000 TL en 15.000 TL die (gedeeltelijk) voor rekening van de vrouw dienen te komen, overweegt het hof, dat dit nieuwe zelfstandige verzoeken zijn die voor het eerst in hoger beroep worden gedaan en zich niet lenen voor onderhavige procedure, zodat hieraan voorbij wordt gegaan. De eerste grief van de man faalt derhalve.
Appartement in [plaats] (Turkije)
10. De man voert in zijn tweede grief aan dat hij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank dat het appartement wordt toebedeeld aan de vrouw. Voorts verzoekt de man de waarde van dit bestanddeel te laten baseren op een taxatie van dit bestanddeel. Van belang daarbij is volgens de man dat de door de vrouw overgelegde koopovereenkomst d.d. 27 oktober 2013 niet klopt. De man stelt dat de vrouw in oktober 2013, toen zij in [plaats] was, de koopovereenkomst heeft laten aanpassen en de koopovereenkomst alleen op haar naam laten zetten. De door de vrouw bij de rechtbank ingediende koopovereenkomst van het appartement heeft de man eerder niet gezien en komt ook niet overeen met de eerdere versie die hij had gelezen. De vrouw stelt dat de rechtbank een terechte beslissing heeft genomen. Ten tijde van de ontbinding van de gemeenschap van goederen, te weten 24 juli 2014, was de koopsom van het appartement niet volledig afbetaald. Op dat moment was slechts een deel van de koopsom afbetaald. Inmiddels is het nieuwbouwproject opgeleverd en is de volledige koopsom gefinancierd. De vrouw meent dat het niet zo kan zijn dat de man nu meeprofiteert van het feit dat de vrouw na de peildatum de financiering heeft rond gekregen. De vrouw meent verder dat het verzoek van de man, om een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren alleen maar een tactiek is om de procedure te rekken, omdat de man daar kennelijk belang bij heeft.
11. Het hof verenigt zich wat betreft het appartement in [plaats] , Turkije met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Gebleken is dat het appartement tijdens het huwelijk van partijen is gekocht. Nu de man ook heeft erkend dat het appartement in de boedel viel op de peildatum 24 juli 2014, behoort het appartement tot de gemeenschap van partijen en dient dit verdeeld te worden. Hetgeen de man overigens heeft aangevoerd, doet hier niet aan af en leidt niet tot een ander oordeel. Nu vast staat dat het appartement op naam van de vrouw is gesteld, heeft de rechtbank terecht het appartement aan de vrouw toebedeeld onder verrekening van de helft van de reeds betaalde bedragen met de man. De man heeft niet toegelicht dat hij een groter belang bij toedeling zou hebben dan de vrouw. Gelet op het feit dat het appartement in staat van aanbouw was op de peildatum acht het hof het redelijk voor de waardering uit te gaan van de tot dat tijdstip betaalde bedragen. De grief faalt derhalve.
Leningen bij de vader van de man
12. De man stelt in grief 3 dat hij een drietal schulden heeft bij zijn vader ter hoogte van respectievelijk € 25.000,-, € 20.000,- en € 20.000,-. Deze schulden behoren volgens de man tot de gemeenschap en dienen meegenomen te worden in de verdeling, in die zin dat een ieder der partijen voor de helft draagplichtig is ter zake de schulden. De man stelt dat het geleende geld is aangewend voor de aankoop van de vakantiewoningen en het stuk grond in [plaats] . De vrouw betwist dat er sprake is van een geldlening bij de vader van de man. Los van het feit dat de vader van de man niet de middelen heeft om leningen te verstrekken, geldt dat partijen zelf over de middelen beschikten om de vakantiewoningen te kopen. Voorts is het geheel onlogisch dat de beweerde geldlening niet is meegenomen in de aangifte Inkomstenbelasting, vanwege het feit dat dit een belastingvoordeel zou opleveren, terwijl de vakantiewoningen wel in box III zijn aangegeven.
13. Nu de man het bestaan van de geldleningen niet met bewijsstukken, zoals banktransactiebewijzen, heeft onderbouwd, en de vrouw de geldleningen gemotiveerd heeft betwist, is het hof van oordeel dat het bestaan van de beweerde geldleningen bij de vader van de man niet is komen vast te staan. Deze schulden zullen derhalve buiten beschouwing worden gelaten. Deze grief van de man ter zake slaagt derhalve evenmin.
Schenkingen, armbanden en goud
14. De man kan zich niet verenigen met de beslissing van de rechtbank ter zake dit bestanddeel. De man verzoekt een verdeling van de waarde van het goud vast te stellen op basis van door hem genoemde aantallen en deze tussen partijen te verdelen. Volgens de man bedraagt de totale waarde € 56.075,-. Op grond van het door hem overgelegde overzicht dient de vrouw aan de man te vergoeden een bedrag ad € 28.000,-. De man betwist de door de vrouw genoemde aantallen. De vrouw betwist op haar beurt de hoeveelheid goud zoals door de man gesteld en betwist bovendien dat het goud een waarde vertegenwoordigde van € 56.075,-. De vrouw stelt dat aan het door de man opgestelde overzicht geen enkele waarde kan worden toegekend.
De vrouw voert in incidenteel appel aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de schenkingen, armbanden en goud aan de vrouw toebedeeld worden onder verrekening van de helft van de waarde met de man. De vrouw heeft na het feitelijk uiteengaan van partijen alle eindjes aan elkaar moeten knopen. De lasten van de woning en de kosten van de kinderen waren dusdanig hoog, dat zij deze kosten zelf niet kon dragen. Zij heeft diverse kosten betaald door het goud in juni 2014 in te wisselen en de opbrengst te gebruiken voor de vaste lasten en de kosten van de kinderen. Zij meent dat de armbanden en het goud aan haar dienen te worden toebedeeld zonder verrekening van enige waarde met de man.
15. Het hof overweegt in dit kader dat, gezien de stukken en het besprokene ter zitting, onvoldoende inzicht is verkregen in de omvang en waarde van het goud op de peildatum en derhalve niet vastgesteld kan worden hoeveel de totale waarde van het goud bedraagt. De toedeling van de armbanden en het goud aan de vrouw zijn niet in geschil. Het verzoek van de man moet daarom worden afgewezen. De grief van de vrouw slaagt evenmin. Uitgangspunt is een verdeling bij helfte, wat betekent dat de vrouw de helft van de waarde aan de man moet betalen. De door de vrouw vermelde omstandigheden zijn niet zodanig uitzonderlijk dat hiervan moet worden afgeweken. De vordering van de vrouw in incidenteel appel dient te worden afgewezen en de beslissing van de rechtbank wordt op dit onderdeel bekrachtigd.
Twee vakantiewoningen en stuk grond in [plaats] (Turkije)
16. Ter zake de vakantiewoningen en het stuk grond in [plaats] is in de bestreden beschikking opgenomen dat deze bestanddelen verkocht dienen te worden en de opbrengst ervan verdeeld dient te worden. De man verzoekt, gezien het feit dat de vader van de man beslag heeft laten leggen op deze bestanddelen, te bepalen dat deze bestanddelen inclusief de bijbehorende leningen bij zijn vader aan de man zullen worden toebedeeld. In dat geval zal de man met zijn vader een regeling treffen, aldus de man. De vrouw stelt dat partijen overeenstemming hadden bereikt op dit punt en de man kan daar thans niet aan voorbijgaan.
17. Vast staat dat partijen in eerste aanleg overeenstemming hebben bereikt over de vakantiewoningen en het stuk grond in [plaats] (Turkije), in die zin dat de twee vakantiewoningen en het stuk grond in [plaats] worden verkocht waarna de opbrengst bij helfte tussen partijen wordt verdeeld. De stellingen van de man, die door de vrouw worden betwist leveren geen grond op om afwijkend te beslissen van deze overeenstemming. De grief van de man faalt derhalve.
Hypothecaire lasten en premie overlijdensrisicoverzekering en provisie
18. De rechtbank heeft beslist dat de man de helft van deze lasten aan de vrouw dient te voldoen. De man stelt zich op het standpunt dat aan de vrouw geen vergoeding ter zake deze lasten toekomt. Volgens de man hebben partijen tijdens hun huwelijk de afspraak gemaakt dat de vrouw de hypothecaire lasten zou betalen. De vrouw maakt gebruik van de woning waarvan de man voor de helft eigenaar is. Zij betaalt geen huur aan de man. De man stelt dat de vrouw de volledige hypothecaire lasten moet betalen aangezien zij voldoende inkomen heeft en gebruik maakt van de woning. De vrouw betwist de stelling van de man uitdrukkelijk.
19. Anders dan de man, is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat beide partijen voor de helft gehouden zijn deze lasten te betalen. Het hof neemt deze gronden hierbij over. Het feit dat de vrouw het gebruik heeft van de woning doet daar niet aan af. Deze grief van de man slaagt evenmin.
De ondernemingen [bedrijf] , De [bedrijf] , [bedrijf] en [bedrijf] ., alsmede de onderneming [bedrijf]
20. De man kan zich in de grieven 7 en 8 niet verenigen met de beslissing van de rechtbank, waarin de ondernemingen aan de vrouw zijn toebedeeld, omdat hij ondubbelzinnig kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn aandelen niet wil verkopen aan de vrouw. Hij stelt dat hij niet gedwongen kan worden zijn aandelen te verkopen. Volgens de man is tijdens het oprichten van de ondernemingen door partijen al rekening gehouden met een eventuele scheiding. Partijen hebben de ondernemingen in de vorm van een holding en B.V.’s opgericht, zodat bij een eventuele scheiding de ondernemingen kunnen blijven voortbestaan. Daarnaast heeft de man een hoger bedrag genoemd om de aandelen van de vrouw over te nemen. De man voert aan dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met dit verzoek van de man en de ondernemingen aan de vrouw heeft toebedeeld. De man verzoekt verder te bepalen dat een ieder van partijen de helft van de latente belastingaanslag voor zijn/haar rekening dient te nemen. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man weigert zijn medewerking te verlenen aan het verkopen van zijn aandelen aan haar, niet omdat de man de ondernemingen van de vrouw en haar zus mede wil exploiteren, maar omdat de man de vrouw niet wil en kan loslaten. De vrouw meent dat de rechtbank een terechte beslissing heeft genomen op dit punt.
De waarde van de ondernemingen en van de eenmanszaak kan niet worden vastgesteld nu een deskundigenonderzoek is uitgebleven. Verder is niet aannemelijk dat er sprake is van een latente belastingaanslag, zoals door de man gesteld.
21. Het hof is gebleken dat de man in eerste aanleg aan de rechtbank onder meer heeft gevraagd de waarde van de ondernemingen te laten bepalen door een deskundige. Een deskundigenonderzoek heeft vervolgens niet plaatsgevonden, omdat de man zei de helft van het voorschot voor de deskundige niet te kunnen voldoen. Beide partijen hebben nu aangegeven geen deskundigenbenoeming te wensen. De waarde kan derhalve niet worden vastgesteld nu een deskundigenonderzoek is uitgebleven en partijen de waardebepalingen van elkaar over en weer blijven betwisten. Het hof is op basis van de overgelegde stukken van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een latente belastingaanslag inzake de onderneming [bedrijf] , zodat daarmee geen rekening wordt gehouden. De vrouw wil de ondernemingen niet onverdeeld laten. In het licht van bovengenoemde omstandigheden acht het hof het het meest aangewezen dat de aandelen in de ondernemingen [bedrijf] , [bedrijf] , [bedrijf] en [bedrijf] aan de vrouw worden toegedeeld; de activa die behoren tot de onderneming [bedrijf] worden aan de man toegedeeld, met bepaling dat de man de schulden van deze onderneming als eigen schulden moet voldoen onder vrijwaring van de vrouw. Deze toedeling vindt plaats met gesloten beurzen, dus zonder verrekening van de waarden. Het hof zal aldus beslissen.
De rekeningen-courant bij [bedrijf] , [bedrijf] , [bedrijf] , [bedrijf] en [bedrijf]
22. De man voert in grief 9 aan dat de vrouw een aantal bedragen, te weten € 1.635,-, € 26.446,-, € 53.232,- en € 2.435,- heeft opgenomen uit de ondernemingen, zonder toestemming van de man. De man verzoekt het hof om de genoemde bedragen buiten de verdeling te laten. De vrouw stelt dat deze schulden in de huwelijksgemeenschap vallen. De vrouw verenigt zich met het oordeel van de rechtbank
23. Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de schulden tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren. Dit betekent dat beide partijen, ieder voor de helft, draagplichtig zijn voor deze schulden. Van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan dit anders zou zijn, is niet gebleken. Het hof zal de bestreden beschikking ook op dit punt bekrachtigen.
Privéauto [auto merk]
24. De rechtbank heeft bepaald dat de man in het kader van de verdeling een bedrag van € 3.408,50 aan de vrouw dient te voldoen. De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank een onjuiste beslissing heeft genomen omdat geen rekening is gehouden met de door de man gestelde premieschade van € 1.755,92, die door de vrouw is veroorzaakt. De man stelt dat hij om die reden slechts een bedrag van € 1.652,58 (€ 3.408,50 minus € 1.755,92) aan de vrouw dient te voldoen. De vrouw betwist de premieschade, nu de man daarvan geen bewijs heeft overgelegd. Los daarvan ziet de premieschade niet op de huwelijksgoederengemeenschap van partijen. De vrouw meent dat de grief faalt.
25. Het hof is van oordeel dat de door de man beweerde premieschade, wat daarvan ook zij, niet ziet op de huwelijksgoederengemeenschap van partijen en niet een nevenvoorziening in de zin van artikel 827 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreft, zodat het reeds daarom niet op dit verzoek van de man zal ingaan. De rechtbank heeft een beslissing genomen over de huwelijksgoederengemeenschap, waarvan de [auto merk] onderdeel uitmaakte. Deze grief treft derhalve geen doel.
Zakelijke auto [auto merk]
26. De man stelt dat dit bestanddeel – gekocht op naam van [bedrijf] - door de rechtbank niet is meegenomen in de beoordeling. De man meent dat de vrouw een bedrag aan hem dient te voldoen in verband met het verkopen van de zakelijke auto van de vrouw. Hij verzoekt te bepalen dat de vrouw de helft van de verkoopwaarde van de [auto merk] aan de man dient te voldoen. De vrouw meent dat de stelling van de man onjuist is en dat de grief van de man niet kan slagen.
27. Het hof is van oordeel dat de zakelijke auto [auto merk] onderdeel uitmaakt van de ondernemingen. en de waarde van de zakelijke auto daarin betrokken behoort te worden. Hieruit volgt dat de waarde van de auto verdisconteerd is in de waarde van de onderneming, zodat de grief van de man evenmin kan slagen. Dat de auto inmiddels verkocht is aan een derde, is niet relevant.
Verkoop echtelijke woning.
28. In de beschikking van 11 maart 2015 is bepaald dat de echtelijke woning verkocht dient te worden. Na bovenvermelde beschikking hebben partijen [naam] makelaar opdracht gegeven om de echtelijke woning te verkopen. Op 2 juni 2016 heeft de vrouw de verkoopopdracht ingetrokken, zonder toestemming van de man, aldus de man. De man verzoekt te bepalen dat de vrouw haar deel van de door de man gemaakte kosten van de makelaar, zijnde € 460,-, aan de man dient te voldoen. Gezien de weigerachtige houding van de vrouw wenst de man eveneens vervangende toestemming te vragen om de echtelijke woning te kunnen verkopen, zonder gehinderd te worden door het tegenwerkend gedrag van de vrouw. De vrouw stelt dat het aan de man te wijten is dat zij de verkoopopdracht heeft ingetrokken. De vrouw kan geen kant op zolang de huwelijksgoederengemeenschap niet is afgewikkeld. Tot voor kort was er volgens haar geen serieus bod gedaan op de woning van partijen. De vrouw heeft in dit kader ter terechtzitting onweersproken verklaard dat het huis verkocht kan worden voor € 425.000,-. De woning is belast met een hypotheek van € 432.000,-. De vrouw was en is bereid om de woning over te nemen voor het bedrag van € 432.000,-, zonder verrekening van onderwaarde.
29. Het hof begrijpt de grief van de man aldus dat deze de verdeling van de woning betreft. Nu de vrouw ter zitting heeft aangeboden om de woning over te nemen voor een bedrag van € 432.000,-, zonder verrekening van onderwaarde, is het hof van oordeel dat de vrouw, mede gezien het belang van de kinderen, in de gelegenheid dient te worden gesteld om binnen twee maanden na heden de woning over te kunnen nemen voor een bedrag van € 432.000,-, zonder verrekening van onderwaarde. De man dient in dit kader mee te werken aan toedeling van de woning, als de vrouw de woning kan overnemen. Het hof zal aan de vrouw een termijn geven om de woning - binnen een tijdsbestek van twee maanden na heden - te kunnen kopen. Mocht de vrouw hier binnen deze termijn niet in slagen, dan dient de echtelijke woning te worden verkocht aan een derde.
Niet opgenomen salaris van de vrouw
30. De man stelt in zijn laatste grief dat hij in de periode van februari 2013 tot en met december 2013 de hypothecaire lasten heeft betaald middels het opgebouwde geld van de oudedagsreserve. Dit, omdat de vrouw had aangegeven dat het financieel niet goed ging met de [bedrijf] en dat ze hierdoor haar netto salaris niet kon laten uitbetalen. De loonheffing over haar salaris werd wel door [bedrijf] betaald. Dit geld zou de vrouw op een later moment opnemen en gebruiken voor investering in een derde vakantiewoning, aldus de man. Omdat de vrouw haar netto salaris van € 1.818,67 als eigen vermogen heeft teruggestort op de rekening van [bedrijf] , zal de vrouw dit op een later tijdstip weer opnemen of heeft zij dit al opgenomen. De man stelt dat hij recht heeft op de helft van de nog op te nemen salarissen of reeds opgenomen netto salarissen van de vrouw ter hoogte van € 21.824,04, omdat het salaris van de vrouw een privé storting is. De vrouw betwist de stelling van de man en stelt dat deze grief een verkapt nieuw verzoek is waarover de rechtbank zich in eerste aanleg in het geheel niet heeft gebogen. Een dergelijk verzoek kan niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan, aldus de vrouw.
31. Wat hiervan ook zij, het hof passeert de stelling van de man, nu mogelijk achterstallig salaris van de vrouw een schuld van de b.v. aan de vrouw betreft. De vrouw heeft een rekening-courantschuld aan de b.v. Deze schulden over en weer kunnen tot het beloop van de laagste vordering worden verrekend. Het hof zal het verzoek van de man ter zake afwijzen.
32. Mitsdien wordt als volgt beslist. Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap voor wat betreft de toedeling van de ondernemingen en de verkoop van de echtelijke woning en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de aandelen in de ondernemingen [bedrijf] , [bedrijf] , [bedrijf] , en [bedrijf] aan de vrouw worden toegedeeld;
bepaalt dat de activa die behoren tot de onderneming [bedrijf] aan de man worden toegedeeld en dat de schulden van deze onderneming door de man als eigen schulden moeten worden voldaan, onder vrijwaring van de vrouw;
bepaalt dat partijen ter zake van de hiervoor vermelde toedelingen over en weer niets van elkaar hebben te vorderen;
bepaalt dat de vrouw in de gelegenheid wordt gesteld om binnen twee maanden na dagtekening van deze beschikking de echtelijke woning aan zich te laten toedelen waarbij de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de verplichtingen uit de hypothecaire lening, zonder verrekening van de onderwaarde van de woning;
bepaalt dat, indien de vrouw hierin binnen genoemde termijn niet slaagt, partijen de echtelijke woning zullen verkopen aan een derde, met inachtneming van hetgeen in de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 11 maart 2015 onder r.o. 2.10.11 1e tot en met 4e gedachtestreepje is opgenomen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, E.A. Mink en B. Breederveld, bijgestaan door F.L. Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2017.