Einde inhoudsopgave
Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Artikel 165a
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2022, 18 (uitgifte: 18-01-2022, kamerstukken: 35513)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2022, Stb. 2022, 128 (uitgifte: 30-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
De eilandsraad kan tezamen met de eilandsraden van de andere deelnemende openbare lichamen aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 125, eerste of tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op voorstel van een van de eilandsraden van de deelnemende openbare lichamen aan de betreffende regeling een onderzoek instellen naar het door het samenwerkingslichaam of het gemeenschappelijk orgaan gevoerde bestuur.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een regeling die uitsluitend of mede is getroffen door de eilandsraad of eilandsraden van de deelnemende openbare lichamen.
3.
Het besluit tot het instellen van een gemeenschappelijke onderzoekscommissie omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de vertegenwoordigende organen, bedoeld in het eerste lid, worden gewijzigd.
4.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de eilandsraden gezamenlijk, met toepassing van de artikelen 124 en 125, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen in te stellen gemeenschappelijke onderzoekscommissie. De gemeenschappelijke onderzoekscommissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de vertegenwoordigende organen, bedoeld in het eerste lid.
5.
Bij de samenstelling van de gemeenschappelijke onderzoekscommissie wordt gezorgd voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in het samenwerkingslichaam of gemeenschappelijk orgaan deelnemende openbare lichamen.
6.
De regeling waarbij de gemeenschappelijke onderzoekscommissie wordt ingesteld houdt bepalingen in omtrent het onderzoek, bedoeld in het eerste lid. In elk geval worden bepalingen opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de gemeenschappelijke onderzoekscommissie.
7.
De artikelen 23 en 119, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke onderzoekscommissie.
8.
De gemeenschappelijke onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.
9.
De bevoegdheden en werkzaamheden van een gemeenschappelijke onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van een van de eilandsraden, bedoeld in het eerste lid.
10.
Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een gemeenschappelijke onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek, is artikel 19 van de Bekendmakingswet van overeenkomstige toepassing.
11.
De artikelen 10, tweede, derde en vijfde tot en met achtste lid, 10a, 11, 11a, 15, 16, 17, derde lid, 21 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn niet van toepassing. De overige bepalingen uit de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn slechts van toepassing voor zover de aard van de aan de gemeenschappelijke onderzoekscommissie opgedragen taken zich daartegen niet verzet.