Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 421 [Benadeelde partij. Zelfstandig appel cfm. Rechtsvordering]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
19-06-2013, Stb. 2013, 225 (uitgifte: 25-06-2013, kamerstukken: 33012)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-06-2013, Stb. 2013, 257 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
1.
De benadeelde partij die zich niet overeenkomstig artikel 51g, eerste of derde lid, in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, is daartoe onbevoegd in het geding in hoger beroep.
2.
Heeft de voeging in eerste aanleg plaats gehad, dan duurt zij, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
3.
Voor zover de gevorderde schadevergoeding niet is toegewezen kan de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in hoger beroep voegen. Titel IIIa van het Eerste Boek is, met uitzondering van artikel 51f, eerste tot en met derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de ingevolge artikel 51g vereiste opgave kan worden volstaan met een verwijzing naar de opgave van de eerste vordering, indien deze ongewijzigd is gebleven.
4.
Indien geen hoger beroep is ingesteld, kan de benadeelde partij tegen het deel van het vonnis waarbij haar vordering is afgewezen, tegen deze afwijzing in hoger beroep komen bij het gerechtshof. De tweede afdeling van de Zesde Titel van Boek II is niet van toepassing. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inzake het rechtsgeding in hoger beroep en cassatie zijn van overeenkomstige toepassing. Voor het geding wordt geen griffierecht geheven.
5.
Indien geen hoger beroep is ingesteld en tegen de vordering op de voet van artikel 51g, vierde lid, verweer is gevoerd door de ouders of voogd van de veroordeelde, kunnen deze tegen de toewijzing van de vordering in hoger beroep komen bij het gerechtshof. De tweede afdeling van de Zesde Titel van Boek II is niet van toepassing. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inzake het rechtsgeding in hoger beroep zijn van overeenkomstige toepassing. Voor het geding wordt geen griffierecht geheven.