Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 2.2.6 Behandeling van het verzoekschrift
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
De rechtbank bepaalt, tenzij zij zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek, indien het is gedaan door de schuldenaar, toewijst, onverwijld dag en uur waarop de behandeling aanvangt. De rechtbank beveelt tevens de oproeping van de schuldenaar en, indien dit een ander is, van de verzoeker om in persoon of bij gemachtigde, onderscheidenlijk bij advocaat, te worden gehoord. Indien het verzoek is gedaan door de schuldenaar en niet blijkt van de medewerking, bedoeld in artikel 2.2.4, tweede lid, wordt ook de echtgenoot of geregistreerde partner opgeroepen om te worden gehoord.
2.
Op de oproeping zijn de artikelen 271 tot en met 277 en 279, tweede en vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de eerste oproeping van de schuldenaar die nog niet in de procedure is verschenen, plaatsvindt zowel bij aangetekende brief met bericht van ontvangst als bij gewone brief. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels met betrekking tot de oproeping worden gesteld.
3.
Indien de griffier voorafgaande aan de behandeling een bij aangetekende brief met bericht van ontvangst verzonden oproeping terug ontvangt en hem blijkt dat de geadresseerde op de dag van verzending of uiterlijk een week nadien in de daartoe bestemde registers niet ingeschreven staat op het op de oproeping vermelde adres, en de termijn van artikel 276 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering nog niet is verstreken, verbetert de griffier, indien mogelijk, het op de oproeping vermelde adres en verzendt hij de oproeping op dezelfde wijze als in het tweede lid bepaald, tenzij de rechter anders bepaalt.
4.
Indien ten tijde van de eerste behandeling niet is gebleken dat de schuldenaar die bij aangetekende brief met bericht van ontvangst is opgeroepen, de oproeping heeft ontvangen of anderszins van de oproeping op de hoogte is, zal de rechter de behandeling tot een door hem te bepalen nieuwe dag aanhouden. Tenzij de rechter een andere wijze van oproeping bepaalt, zal de griffier, indien hem blijkt dat de schuldenaar op de dag van de eerste behandeling in de daartoe bestemde registers stond ingeschreven op het op de eerdere oproeping vermelde adres, de oproeping voor de nieuw bepaalde dag verzenden bij gewone brief. In de overige gevallen verbetert de griffier, indien mogelijk, het op de oproeping vermelde adres en verzendt hij de nieuwe oproeping zowel bij aangetekende als gewone brief.
5.
Is buiten Nederland een hoofdprocedure geopend op de voet van artikel 3, eerste lid, van de EG-insolventieverordening of heeft op de voet van titel 10, afdeling 3, erkenning plaatsgevonden van een buitenlandse hoofdinsolventie, dan stelt de griffier de curator respectievelijk de buitenlandse bewindvoerder onverwijld op een door de rechter te bepalen wijze in kennis van het verzoek, onder mededeling dat deze zijn zienswijze binnen een daartoe door de rechter bepaalde termijn kenbaar kan maken.
6.
Indien de schuldenaar gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, is zijn echtgenoot of geregistreerde partner mede bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen.
7.
De behandeling van het verzoek geschiedt met gesloten deuren, tenzij een van de partijen verzoekt om een behandeling in het openbaar en de andere partij zich daartegen niet op goede gronden verzet.