Einde inhoudsopgave
Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
Artikel 110 Heroverweging door het Hof inzake strafvermindering
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
17-07-1998, Trb. 2000, 120 (uitgifte: 17-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-07-2002, Trb. 2002, 135 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
De Staat van tenuitvoerlegging stelt de persoon niet in vrijheid voordat de door het Hof opgelegde duur van de uitspraak is verstreken.
2.
Alleen het Hof heeft het recht te beslissen over een mogelijke strafvermindering, en het beslist daarover na de persoon te hebben gehoord.
3.
Wanneer de persoon tweederde van de einduitspraak heeft ondergaan of, 25 jaar in geval van levenslange gevangenisstraf, heroverweegt het Hof de uitspraak om te bepalen of dit dient te worden verminderd. Eerder vindt geen heroverweging plaats.
4.
Bij een heroverweging ingevolge het derde lid is het Hof bevoegd de straf te verminderen, indien het vaststelt dat een of meer van de volgende factoren aanwezig zijn:
- a.
vroegtijdige en voortdurende bereidheid van de persoon om het Hof samenwerking te verlenen bij zijn onderzoeken en vervolgingen;
- b.
vrijwillige samenwerking van de persoon om de tenuitvoerlegging van de uitspraken en bevelen van het Hof in andere zaken mogelijk te maken, en in het bijzonder door samenwerking te verlenen bij het traceren van vermogensbestanddelen terzake waarvan bevelen tot boetes, verbeurdverklaringen of herstelbetalingen gelden die ten behoeve van slachtoffers kunnen worden aangewend; of
- c.
andere factoren die op een duidelijke en significante verandering in de omstandigheden wijzen die voldoende is om een strafvermindering te rechtvaardigen, zoals voorzien in het Reglement van proces- en bewijsvoering.
5.
Indien het Hof bij zijn eerste heroverweging ingevolge het derde lid vaststelt dat het niet passend is de straf te verminderen, heroverweegt het daarna de kwestie van strafvermindering met de tussenpozen en onder toepassing van de maatstaven waarin het Reglement van proces- en bewijsvoering voorziet.