HR, 03-05-2002, nr. 37023
ECLI:NL:HR:2002:AE2263
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-05-2002
- Zaaknummer
37023
- LJN
AE2263
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2002:AE2263, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑05‑2002; (Cassatie)
- Vindplaatsen
FED 2002/327 met annotatie van S.C.W. DOUMA
V-N 2002/27.12 met annotatie van Redactie
NTFR 2002/635 met annotatie van mr. C.J.M. van Hassel
Uitspraak 03‑05‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
Nr. 37.023
3 mei 2002
TVW
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 maart 2001, nr. BK-99/01211, betreffende na te melden navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 219.804, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Nadien heeft de Inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f 215.804.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van f 215.804, hetgeen de Hoge Raad aldus verstaat dat het Hof de aanslag heeft gehandhaafd zoals die na de ambtshalve verleende vermindering was komen te luiden. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1.
Het eerste middel strekt, blijkens de daarop gegeven toelichting, ertoe te betogen dat het Hof in strijd met goed koopmansgebruik de in 1993 ontvangen subsidiegelden geheel aan het resultaat over dat jaar heeft toegerekend, althans dat het heeft verzuimd te onderzoeken in hoeverre die gelden aan het resultaat over voorgaande jaren moeten worden toegerekend. Nu uit de uitspraak en de stukken van het geding niet blijkt dat belanghebbende reeds voor het Hof had gesteld dat de in 1993 ontvangen subsidiegelden ten dele aan het resultaat over voorgaande jaren moesten worden toegerekend, kan aan het Hof niet worden verweten dat het dit punt niet heeft onderzocht. Het middel faalt derhalve.
3.2.
In het tweede middel wordt aan het Hof verweten dat het geen onderzoek heeft ingesteld naar de resultaten van belanghebbende over de jaren 1989 en 1990. Dit betoog miskent dat het op de weg van belanghebbende lag om, zo zij meende dat de resultaten over die jaren voor de toepassing van de vrijstelling van belang konden zijn, daarop voor het Hof een beroep te doen en dienaangaande gegevens te verstrekken. Uit de uitspraak en de stukken van het geding blijkt noch het een, noch het ander. Tot een ambtshalve in te stellen onderzoek op dit punt was het Hof niet gehouden. Ook dit middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2002.