Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.48
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05:00 uur in het Europese deel van Nederland. Deze regeling is herplaatst (04-02-2011).
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 21153 (uitgifte: 29-12-2010, regelingnummer: DV/2010/483)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Douane- en Accijnswet BES (16-12-2010, Stb. 846).
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Douane (V)
1.
Goederen, die worden ingevoerd om een veredelingshandeling als bedoeld in artikel 3.96, eerste lid, van de wet te ondergaan, kunnen worden ingevoerd door hetzij de persoon, die de veredelingshandeling zal verrichten, hetzij de persoon, die op het betrokken BES eiland is gevestigd en voor wiens rekening de veredelingshandeling zal worden verricht.
2.
Indien voor de toepassing van het eerste lid de door de inspecteur verleende vergunning bij de aangifte ten invoer wordt gevoegd, wordt in de aangifte de datum en het nummer van de vergunning vermeld.
3.
Indien de veredelingshandeling:
- a.
plaatsvindt ten aanzien van goederen waarvan de kenmerken vrij constant blijven,
- b.
doorgaans wordt verricht onder duidelijk beschreven technische condities, en
- c.
veredelingsproducten oplevert met constante kenmerken,
kan de inspecteur forfaitaire bedragen en percentages vaststellen voor de berekening van het vrijgesteld bedrag aan invoerrechten.
4.
De ambtenaren onderwerpen de aangegeven goederen bij de controle van de aangifte aan een grondige opneming, teneinde vast te stellen of overeenstemming bestaat tussen de omschrijving van de goederen in de vergunning en hetgeen over de aard en hoedanigheden van de goederen bij opneming wordt bevonden.
5.
Indien de ambtenaren een verschil constateren, kunnen zij, afhankelijk van de aard van het verschil, de vrijstelling weigeren of de aangifte doen wijzigen. In het laatste geval geven zij slechts toestemming tot wegvoering van de goederen, nadat zij hebben vastgesteld dat de eventueel gestelde zekerheid toereikend is voor de voldoening van de douaneschuld.
6.
De ambtenaren, belast met de controle van de aangifte, stellen aantekening van hun bevindingen op de aangifte en zenden deze ten behoeve van de controle op de nakoming van de voorwaarden van de vergunning naar de ambtenaren belast met de administratieve controle.
7.
De ambtenaren, belast met de administratieve controle, stellen periodiek bij de vergunninghouder, bedoeld in artikel 3.98, eerste lid, van de wet, een onderzoek in naar de wijze waarop de voorwaarden van de vergunning worden nagekomen. Zij gaan daarbij in het bijzonder na of aan de ingevoerde goederen de voorgeschreven bestemming is gegeven en of aan de voorwaarde van uitvoer is voldaan.