Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 8
Artikel 1345 [Gelijkstelling contractuele en feitelijke vervoerder. Hulppersonen]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2005
- Bronpublicatie:
07-04-2005, Stb. 2005, 250 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 28946)
- Inwerkingtreding
01-06-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2005, Stb. 2005, 251 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht (V)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
In deze titel wordt, behoudens het bepaalde in het vierde en vijfde lid van dit artikel, onder de vervoerder mede verstaan de feitelijke vervoerder, met dien verstande dat de feitelijke vervoerder slechts onderworpen is aan de bepalingen van deze titel voor wat betreft het door hem verrichte deel van het vervoer.
2.
Onder feitelijk vervoerder wordt verstaan hij die zonder vervoerder of opvolgend vervoerder als bedoeld in de artikelen 1350, 1352, 1390, 1392 of 1420 te zijn, doch met diens toestemming, het gehele in deze titel bedoelde vervoer of een deel daarvan verricht.
3.
De in het tweede lid bedoelde toestemming wordt vermoed te zijn verleend.
4.
Een eigen handeling of nalaten van de vervoerder of een eigen handeling of nalaten van degenen van wier hulp hij bij de uitvoering van zijn verbintenis gebruik maakte, mits gepleegd in de werkzaamheden waartoe zij werden gebruikt, kan niet leiden tot een aansprakelijkheid van de feitelijke vervoerder groter dan de in of krachtens de artikelen 1359, 1399 en 1400 vastgestelde aansprakelijkheid. Een door de vervoerder aangegaan beding dat zijn aansprakelijkheid uitbreidt buiten deze titel of waarin deze afstand doet van enig hem door of krachtens deze titel toegekend recht of waarbij een bijzonder belang bij de aflevering wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 1359, eerste lid, en 1400, tweede lid, bindt de feitelijke vervoerder uitsluitend indien hij heeft toegestemd in een dergelijk beding.
5.
Opdrachten als bedoeld in artikel 1373 hebben slechts uitwerking als zij tot de vervoerder zijn gericht.