RBP 2020/26
Mondelinge uitspraak in spoedeisende zaken. Tast het overschrijden van de tweewekentermijn voor de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak de geldigheid daarvan aan?
HR 21-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:320
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 februari 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/03528
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- JCDI
JCDI:ADS197904:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:320, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1272, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑07‑2019
- Wetingang
Art. 30p Rv
Essentie
Mondelinge uitspraak in spoedeisende zaken. Overschrijding tweewekentermijn.
Tast het overschrijden van de tweewekentermijn voor de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak de geldigheid daarvan aan?
Samenvatting
Deze zaak gaat over een mondelinge uitspraak tot ondertoezichtstelling en tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. In cassatie gaat het over de termijn waarbinnen en de wijze waarop de rechtbank de mondelinge uitspraak schriftelijk heeft uitgewerkt en de gevolgen daarvan voor de geldigheid van de uitspraak. De moeder van de minderjarige stelt zich namelijk op het standpunt dat, omdat de rechtbank de mondelinge uitspraak niet binnen twee weken ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.