Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 6a.11 [Bij ministeriële regeling aan te wijzen verplichtingen]
Geldend
Geldend vanaf 02-03-2022
- Bronpublicatie:
16-02-2022, Stb. 2022, 83 (uitgifte: 23-02-2022, kamerstukken: 35865)
- Inwerkingtreding
02-03-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-02-2022, Stb. 2022, 95 (uitgifte: 01-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
In uitzonderlijke omstandigheden kan de Autoriteit Consument en Markt aan een onderneming waarvan door de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 6a.2, eerste lid, is vastgesteld dat zij beschikt over een aanmerkelijke marktmacht bij de aanbieding van openbare elektronische communicatienetwerken of bijbehorende faciliteiten, andere bij ministeriële regeling aan te wijzen verplichtingen die verband houden met toegang opleggen, voor zover deze passend zijn.
2.
Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het opleggen door de Autoriteit Consument en Markt van bij die regeling aangewezen verplichtingen. Deze regels hebben in elk geval betrekking op:
- a.
de omstandigheden die zich moeten voordoen alvorens deze verplichtingen kunnen worden opgelegd, en
- b.
de aard van de verplichtingen.
3.
De Autoriteit Consument en Markt trekt een besluit als bedoeld in het eerste lid in, indien:
- a.
het op grond van artikel 6a.3, eerste lid, heeft bepaald dat de desbetreffende relevante onderscheidenlijk transnationale markt niet voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 6a.1, vijfde lid, onderdeel a;
- b.
op grond artikel 6a.3, tweede lid, is gebleken dat de onderneming als bedoeld in het eerste lid geen aanmerkelijke marktmacht meer heeft.
4.
De Autoriteit Consument en Markt trekt een besluit als bedoeld in het eerste lid tevens in, indien:
- a.
er geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden meer is, of
- b.
de opgelegde of in stand gehouden verplichting niet langer passend is.
5.
Uiterlijk binnen achttien maanden nadat een besluit als bedoeld in het eerste lid in werking is getreden, onderzoekt de Autoriteit Consument en Markt of er nog sprake is van uitzonderlijke omstandigheden en of de opgelegde of in stand gehouden verplichting nog passend is en besluit de Autoriteit Consument en Markt op grond van:
- a.
het eerste lid om het besluit in stand te houden, of
- b.
het vierde lid om het besluit in te trekken.
6.
Artikel 6a.2, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.