Einde inhoudsopgave
Regeling financieel beheer van het Rijk
Artikel 2 Specifieke privaatrechtelijke rechtshandelingen
Geldend
Geldend vanaf 27-03-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
15-03-2018, Stcrt. 2018, 16621 (uitgifte: 26-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-03-2018, terugwerkend tot: 01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2018, Stcrt. 2018, 16621 (uitgifte: 26-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Rijksfinanciën
1.
Onverminderd artikel 4.6, eerste en tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 sluiten de Ministers en de colleges, elk met betrekking tot de begroting of taak waarvoor hij verantwoordelijk is, huur, huurkoop- en leaseovereenkomsten namens de Staat in overeenstemming met de Minister van Financiën, voor zover:
- a.
de duur van de overeenkomst tien jaar of meer is;
- b.
de huur, huurkoop of lease die aan de overeenkomst ten grondslag ligt € 2.500.000 of meer inclusief btw bedraagt; of
- c.
de huur, huurkoop of lease betrekking heeft op de huisvesting van de ministeries en de colleges en € 25.000.000 of meer inclusief btw bedraagt.
2.
Onverminderd artikel 4.6, eerste en tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 verrichten de Ministers en de colleges, ieder met betrekking tot de begroting of taak waarvoor hij verantwoordelijk is, de privaatrechtelijke rechtshandelingen namens de Staat die zien op het vervreemden van vermogen in privaatrechtelijke rechtspersonen in overeenstemming met de Minister van Financiën.
3.
Onverminderd artikel 4.6, eerste en tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 sluiten de Ministers en de colleges, elk met betrekking tot de begroting of taak waarvoor hij verantwoordelijk is, geen valutatermijncontract af voor de financiële verplichtingen van de Staat waarmee de toekomstige financiële risico’s betreffende de wisselkoers van vreemde valuta ten opzichte van de euro worden gedekt.
4.
Ingeval van omvangrijke budgettaire risico’s voor de Staat kunnen de Ministers en de colleges, elk met betrekking tot de begroting of taak waarvoor hij verantwoordelijk is, in afwijking van het derde lid in overeenstemming met de Minister van Financiën een valutatermijncontract afsluiten. In dat geval wijst de Minister van Financiën de bank, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, aan die het contract uitvoert.
5.
Onverminderd artikel 4.6, eerste en tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 sluit de Minister van Financiën namens de Staat overeenkomsten met de bankinstellingen en betaaldienstverleners waar de Ministers en de colleges bankrekeningen aanhouden en betaaldiensten afnemen.