De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Rb. Noord-Holland, 25-03-2015, nr. 15/710354-14 en 15/810420-14
ECLI:NL:RBNHO:2015:2910
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
25-03-2015
- Zaaknummer
15/710354-14 en 15/810420-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2015:2910, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 25‑03‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 25‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Promis. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee brandstichtingen in auto’s. De autobranden hebben vooral schade en overlast bij de eigenaar veroorzaakt, maar indien de branden waren overgeslagen op andere aldaar geparkeerde auto’s had dit, gelet op het explosiegevaar van brandende brandstoftanks, tot veel meer schade en veel ernstiger gevaar kunnen leiden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling waardoor verdachte heeft bijgedragen aan het in stand houden van diefstal van goederen en vermogenscriminaliteit in het algemeen. Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal diefstallen, waaronder een winkeldiefstal.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710354-14 en 15/810420-14 (ttz gev) (P)
Uitspraakdatum: 25 maart 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 maart 2015 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1]
,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/710354-14:
Feit 1:
hij op of omstreeks 09 juli 2014 te Beverwijk, althans in Nederland, twee, althans een, boormachine(s) (van het merk Hilti en/of Bosch) en/of een (dames)fiets (van het merk Gazelle) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van bovenomschreven goed(eren) wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 2:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Beverwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rolletje Rolo (ter waarde van 1,69 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Dekamarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Ten aanzien van parketnummer 15/810420-14:
Feit 1:
hij op of omstreeks 09 november 2014 te Beverwijk opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een personenauto (merk Mercedes, gekentekend [kenteken], die geparkeerd stond aan de [adres 4], aldaar), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Feit 2:
hij op of omstreeks 09 november 2014 te Beverwijk opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een bedrijfsauto (merk Mercedes, gekentekend [kenteken 2], die stond geparkeerd aan het [adres 5], aldaar), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die bedrijfsauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was;
Feit 3:
hij op of omstreeks 08 november 2014 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een lift van een flatgebouw (gelegen aan de [adres 2], aldaar) heeft weggenomen een beveiligingscamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 4:
hij op of omstreeks 29 september 2014 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (tussen 04:00 en 05:00 uur) op een besloten erf, waarop een woning staat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vanuit een schuur (behorende bij een woning gelegen aan de [adres 3], aldaar), een of twee acculader(s) (merk Bosch) en/of drie, althans een of meerdere boormachine(s) en/of een snijbrander en/of een slijpmachine (merk Metabo) en/of een buigijzer en/of een schuurmachine (merk Bosch) en/of een of twee haspel(s) en/of drie, althans een of meerdere kabel(s), althans een (grote) hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten aanzien van parketnummer 15/710354-14, onder feit 1 en 2 en ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden1.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten aanzien van parketnummer
15/710354-14 onder feit 1 en de ten aanzien van parketnummer 15/810420-14 onder feit 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Ten aanzien van parketnummer 15/710354-14 onder feit 1:
- -
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- -
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 17 juli 2014 (proces-verbaal nummer PL1100-2014108954);
- -
het proces-verbaal verhoor getuige van [getuige 1] d.d. 31 juli 2014 (proces-verbaal nummer PL1100-2014108954-4);
Ten aanzien van parketnummer 15/810420-14 onder feit 3:
- -
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- -
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 8 november 2014 (dossierpagina 127, 128);
- -
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2014 (dossierpagina 130-137)
Ten aanzien van parketnummer 15/810420-14 onder feit 4:
- -
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- -
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 29 september 2014 (dossierpagina 143, 144);
- -
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2014 (dossierpagina 148);
- -
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2014 (dossierpagina 149,150).
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten aanzien van parketnummer 15/710354-14 onder feit 2 en ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van parketnummer 15/710354-14 onder feit 2:
Op 5 oktober 2014 werd door een medewerker van de Dekamarkt, Spoorsingel 73 te Beverwijk, gezien dat verdachte een rol Rolo, ter waarde van 1,69 euro, in zijn zak stopte en vervolgens zonder de rol te betalen de kassa passeerde en zich richting uitgang begaf.2.
Verdachte heeft verklaard dat hij het rolletje had meegenomen zonder dit af te rekenen bij de kassa.3.
Ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1 en 2:
Op 9 november 2014, omstreeks 05:24 uur, werd een Mercedes, kenteken [kenteken], personenauto, aan de [adres 4] te Beverwijk aangetroffen, van welke de rechtervoorstoel in brand stond. De politie vond een tweetal stenen op het trottoir alsmede glasscherven, een klein zwart dopje, een bijl en een gasbrander. In de tuin van de woning aan de [adres 4] zagen zij een plastic flesje in brand staan. In de ruit van het rechterportier zat een groot gat en bij de Mercedes werd een flinke benzinelucht geroken, zo ook bij het plastic flesje.4.Eigenaar van de Mercedes [slachtoffer 5].5.
Op videobeelden van de bewakingscamera, welke op de gevel van de woning van aangever [slachtoffer 5] was bevestigd, wordt gezien dat op 9 november 2014, te 5:15 uur, een man richting de Mercedes liep, de capuchon van zijn bodywarmer over zijn hoofd getrokken. De man draaide het dopje van een flesje af. Hij sloeg met een bijl het rechtervoorportierraam van de auto stuk. Vervolgens gooide hij een brandende snijbrander door de opening van het rechtervoorraam van de auto. De man rent vervolgens weg en daarbij is te zien dat zijn bodywarmer ter hoogte van zijn nek in brand staat.6.Op de ter plekke aangetroffen gasbrander en het flesdopje werd DNA aangetroffen van verdachte.7.
Op 9 november 2014, omstreeks 04:03 uur, werd een Mercedes, kenteken [kenteken 2], bedrijfsauto/pick-up aangetroffen op het [adres 5] te Beverwijk. De auto stond vol rook. Het raam van het rechtervoorportier was verbroken. De politie trof ter hoogte van het rechtervoorportier naast de auto op de grond een grote hamer aan. Voorts werd een rood dopje gevonden.8.
Eigenaar van de Mercedes bedrijfsauto is [bedrijfsnaam], waarvan [slachtoffer 5] de eigenaar is.9.
Bij zowel de brand in de bedrijfsauto als in de personenauto is gebruik gemaakt van motorbenzine en is de ruit van het rechtervoorportier voor het ontstaan van de brand verbroken.10.
Verdachte heeft tegen [getuige 2] begin november 2014 verklaard dat hij de auto’s van [slachtoffer 5] in brand had gestoken. Zij had hem die middag met een bodywarmer zien fietsen. Na het gesprek had zij hem de bodywarmer nooit meer zien dragen.11.
3.3.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van parketnummer 15/710354-14 onder feit 2 ten laste gelegde:
Namens verdachte is door de raadsman aangevoerd dat verdachte per ongeluk de rol Rolo niet heeft afgerekend. Verdachte heeft daarbij aangevoerd dat hij veel boodschappen in zijn handen had en werd afgeleid en daarbij zonder het te weten het rolletje in zijn zak stak. Hij had geen opzet op diefstal van het rolletje.
De rechtbank overweegt het navolgde.
Op het moment dat verdachte de rol Rolo in zijn zak stopt, deze niet afrekent en vervolgens de kassa passeert, is er op dat moment volgens vaste rechtspraak sprake van een voltooide diefstal. Door de rol Rolo in zijn zak te steken heeft verdachte deze rol aan het zicht van de kassières onttrokken. Daarin schuilt zijn opzet op het niet willen afrekenen. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte de rol Rolo bij vergissing niet heeft afgerekend.
Ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1 en 2:
Namens verdachte is door de raadsman aangevoerd dat de getuige [getuige 2] kennelijk boos was en daarom een motief had om negatief over verdachte te verklaren. Daarnaast zou deze getuige eerst verklaard hebben over één auto en daarna over twee auto’s. Voorts acht de raadsman – kort gezegd – het DNA-mengprofiel op het rode dopje, de bijl en de hamer niet geschikt voor vergelijkend DNA onderzoek. Tenslotte zou er een eenvoudige verklaring zijn voor het feit dat DNA van verdachte werd aangetroffen op diverse aangetroffen gereedschappen waaronder de gasbrander/snijbrander, nu verdachte regelmatig gereedschap stelt en doorverkoopt. Daarbij komt dat zijn spullen zich bevinden in een niet afgesloten kelderbox, gelegen aan de [adres 6] en toebehorende aan [getuige 3].
De rechtbank overweegt het navolgende.
De brandstichtingen zijn in dezelfde nacht, kort na elkaar, gepleegd en betroffen beide keren auto’s van dezelfde eigenaar. Voorts is DNA van verdachte aangetroffen op materiaal wat is gebruikt bij de brandstichting van de Mercedes personenauto. Gelet op de bevindingen van de politie is op vergelijkbare wijze brand gesticht in beide auto’s. Tenslotte blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 2] dat verdachte haar heeft verteld beide auto’s in brand te hebben gestoken. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [getuige 2], nu deze verklaring onder andere steun vindt in het feit dat DNA van verdachte is aangetroffen op de voorwerpen waarmee de personenauto in brand is gestoken.Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk dat de gebruikte voorwerpen uit de schuur van [getuige 3] aan de [adres 6] zijn gestolen en door iemand anders bij de brandstichting zouden zijn gebruikt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 november 2014 opzettelijk brand heeft gesticht in zowel de Mercedes personenauto aan de [adres 4] te Beverwijk, als de Mercedes bedrijfsauto aan het [adres 5] te Beverwijk.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten aanzien van parketnummer 15/710354-14, onder feit 1 en 2 en ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Ten aanzien van parketnummer 15/710354-14:
Feit 1:
hij op 9 juli 2014 te [geboorteplaats], twee boormachines van het merk Hilti en Bosch en een damesfiets van het merk Gazelle heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van bovenomschreven goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Feit 2:
hij op 5 oktober 2014 te [geboorteplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rolletje Rolo (ter waarde van 1,69 euro), toebehorende aan Dekamarkt;
Ten aanzien van parketnummer 15/810420-14:
Feit 1:
hij op 9 november 2014 te [geboorteplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een personenauto merk Mercedes, gekentekend [kenteken], die geparkeerd stond aan de [adres 4], aldaar, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die personenauto gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Feit 2:
hij op 9 november 2014 te [geboorteplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een bedrijfsauto merk Mercedes, gekentekend [kenteken 2], die stond geparkeerd aan het [adres 5], aldaar, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die bedrijfsauto gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Feit 3:
hij op 8 november 2014 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een lift van een flatgebouw gelegen aan de [adres 2], aldaar heeft weggenomen een beveiligingscamera, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 4:
hij op 29 september 2014 te [geboorteplaats] tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf, waarop een woning staat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vanuit een schuur behorende bij een woning gelegen aan de [adres 3], aldaar, twee acculaders merk Bosch en drie boormachines en een snijbrander en een slijpmachine merk Metabo en een buigijzer en een schuurmachine merk Bosch en twee haspels en drie, kabels, toebehorende aan [slachtoffer 1].
Hetgeen aan verdachte ten aanzien van parketnummer 15/710354-14, onder feit 1 en 2 en ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/710354-14:
Feit 1: Opzetheling;
Feit 2: Diefstal;
Ten aanzien van parketnummer 15/810420-14:
Feit 1: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 2: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 3: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 4: Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot oplegging van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert de officier van justitie de toewijzing van € 34.461,75 alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert de officier van justitie de hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 1.500,- alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee brandstichtingen in auto’s. De autobranden hebben vooral schade en overlast bij de eigenaar veroorzaakt, maar indien de branden waren overgeslagen op andere aldaar geparkeerde auto’s had dit, gelet op het explosiegevaar van brandende brandstoftanks, tot veel meer schade en veel ernstiger gevaar kunnen leiden.
Brandstichtingen leiden onder de direct omwonenden tot grote gevoelens van onveiligheid en onrust.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling waardoor verdachte heeft bijgedragen aan het in stand houden van diefstal van goederen en vermogenscriminaliteit in het algemeen.
Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal diefstallen, waaronder een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit, die ook veel hinder en financiële schade oplevert voor winkeliers en voor de maatschappij doordat de kosten als gevolg van diefstal en de voorkoming van diefstal in de verkoopprijs aan klanten worden doorberekend.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte vele malen terzake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de GGZ Reclassering Palier te Haarlem van 12 maart 2015. Uit de inhoud van dat rapport en de overige gedingstukken blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van goederen in dit geval in beginsel het opleggen van de ISD-maatregel eist. Genoemde maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive van verdachte. Er is sprake van een delictpatroon ten aanzien van het plegen van vermogensdelicten en eerdere interventies van de zijde van justitie hebben hierin geen verandering kunnen brengen. Verdachte staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger en heeft van het veiligheidshuis Kennemerland ISD-scenario 1 toegekend gekregen, wat inhoudt het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD maatregel.
Toch zal de rechtbank thans nog niet overgaan tot een onvoorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel. Verdachte heeft ter terechtzitting namelijk uitdrukkelijk verklaard dat hij zijn leven wil beteren en heeft aangegeven open te staan en gemotiveerd te zijn voor opnieuw een langdurige klinische opname. Verdachte heeft zijn voorkeur uitgesproken voor de therapeutische gemeenschap Emiliehoeve te Den Haag. Verdachte heeft recentelijk daar een intake gesprek gehad en kan blijkens een ter terechtzitting overgelegde email d.d. 10 maart 2015 op de detox afdeling aldaar opgenomen worden. Vanuit het IFZ is er een indicatiestelling afgegeven voor een langdurige klinische opname bij Forensische Verslavingskliniek (FVK) De Basalt te Almere. Verdachte heeft op 26 maart a.s een kennismakingsgesprek en kan diezelfde dag, indien hij geschikt wordt bevonden, aldaar opgenomen worden.
Nu aan alle voorwaarden voor plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, als bedoeld in artikel 38m Sr, is voldaan, zal de rechtbank – als laatste kans - deze maatregel geheel voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen om te bewijzen dat hij inderdaad gemotiveerd is abstinentie na te streven en een klinisch traject positief te kunnen afronden. De rechtbank acht de voorwaardelijke oplegging van deze maatregel passend en geboden. Daarbij dient verdachte zich terdege te realiseren dat indien hij zich schuldig maakt aan enig strafbaar feit vóór het einde van de proeftijd, die zal worden bepaald op drie jaar, de ISD-maatregel zal worden geëffectueerd. De rechtbank overweegt mede op basis van de rapportage over verdachte alsmede de indruk van verdachte ter terechtzitting, dat De Basalt een meer passende instelling voor verdachte is dan de Emiliehoeve te Den Haag.Daarnaast acht de rechtbank een aantal bijzondere voorwaarden noodzakelijk.
7.1.
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [bedrijfsnaam] hebben een vordering tot schadevergoeding van € 34.461,75 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten zouden hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: telkens: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
7.2.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.715,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd, de benadeelde partij niet in zijn vordering zal kunnen worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten aanzien van parketnummer 15/710354-14, onder feit 1 en 2 en ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van parketnummer 15/710354-14, onder feit 1 en 2 en ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de ten aanzien van parketnummer 15/710354-14, onder feit 1 en 2 en ten aanzien van parketnummer 15/810420-14, onder feit 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, met bevel dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
- -
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
Meldplicht
zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en zich gedurende de proeftijd zal melden bij GGZ Reclassering Palier, zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
Opname in zorginstelling
wordt verplicht om op basis van de door het NIFP/IFZ afgegeven indicatiestelling zich per 26 maart 2015 te laten opnemen in FVK De Basalt te Almere of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP/IFZ, waarbij betrokken zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
Behandelverplichting
wordt verplicht om zich in het kader van nazorg ambulant te laten behandelen dan wel begeleiden bij de Forensische Polikliniek Palier of soortgelijke instelling, waarbij hij verplicht wordt mee te werken aan het geïndiceerde nazorgtraject. In dit kader behoort tevens tot de mogelijkheden een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken;
Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang
wordt verplicht, indien nodig, in het kader van nazorg, in een instelling voor begeleid wonen, maatschappelijke opvang of soortgelijke instelling te verblijven en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 5] en [bedrijfsnaam]. geleden schade tot een bedrag van € 34.461,75, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] en [bedrijfsnaam]. de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van€ 34.461,75, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 207 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, nu de ernstige bezwaren en gronden nog onverkort aanwezig zijn en de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, nu de belangen van strafvordering dienen te prevaleren boven de persoonlijke belangen van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. de Jong, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. D.G.M. van den Hoogen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2015.
Mr. Van den Hoogen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 25‑03‑2015
Het proces-verbaal van aangifte d.d.5 oktober 2014 (proces-verbaal nummer PL1100-2014192075-1).
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 5 oktober 2015 (proces-verbaal nummer PL1100-2014192075-7).
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2014 (dossierpagina 070, 071).
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2014 (dossierpagina 051, 052).
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2014 (dossierpagina 076, 077).
Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 15 maart 2015 en het deskundigenrapport Maastricht Forensic Institute opgemaakt door Dr. P.J. Herbergs, Forensisch DNA-deskundige, d.d. 23 februari 2015.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2014 (dossierpagina 118, 119).
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 december 2014 (dossierpagina 115, 116).
Het proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 15 maart 2015 (proces-verbaal nummer PL1100-2014224807-6) en het proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 14 maart 2015 (proces-verbaal nummer PL1100-2014224814-6)
Het proces-verbaal verhoor getuige van [getuige 2] d.d. 25 november 2015 (dossierpagina 099).