Einde inhoudsopgave
Wet dieren
Artikel 2.23 Vergunning biotechnologie
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Bronpublicatie:
18-12-2013, Stb. 2014, 14 (uitgifte: 17-01-2014, kamerstukken: 33773)
28-06-2012, Stb. 2012, 346 (uitgifte: 24-07-2012, kamerstukken: 32574)
19-05-2011, Stb. 2011, 345 (uitgifte: 12-07-2011, kamerstukken: 31389)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2014, Stb. 2014, 211 (uitgifte: 19-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-06-2014, Stb. 2014, 211 (uitgifte: 19-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-06-2014, Stb. 2014, 211 (uitgifte: 19-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
De inwerkingtreding van deze wijziging is gelijkgesteld met de inwerkingtreding van dit artikel (19-05-2011, Stb. 345). Inwerkingtreding voorheen: 25-01-2014, vastgesteld bij het KB van 20-01-2014, Stb. 31.
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
Het is verboden om uitsluitend voor sportprestaties of vermaak het genetisch materiaal van dieren te wijzigen op een wijze die voorbij gaat aan de natuurlijke barrières van geslachtelijke voortplanting en van recombinatie.
2.
Het is zonder vergunning verboden:
- a.
het genetisch materiaal van dieren te wijzigen op een wijze die voorbij gaat aan de natuurlijke barrières van geslachtelijke voortplanting en van recombinatie;
- b.
biotechnologische technieken bij een dier of een dierlijk embryo toe te passen.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing op handelingen als bedoeld in het tweede lid voor zover die handelingen worden verricht ten behoeve van biomedisch onderzoek.
4.
Onze Minister verleent een vergunning slechts indien naar zijn oordeel:
- a.
de handelingen geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de gezondheid of het welzijn van dieren; en
- b.
tegen de handelingen geen ethische bezwaren bestaan.
5.
In afwijking van artikel 7.7, eerste lid, vraagt Onze Minister telkenmale omtrent een verzoek tot verlening van een vergunning als bedoeld in het tweede lid advies aan een door hem met betrekking tot dat verzoek in te stellen commissie van onafhankelijke deskundigen.
6.
Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een aanvraag tot een vergunning als bedoeld in het tweede lid.