Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2022/2472 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard
Artikel 56 Aanloopsteun voor niet-agrarische activiteiten in plattelandsgebieden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
14-12-2022, PbEU 2022, L 327 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/2472)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, PbEU 2022, L 327 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/2472)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
1.
Aanloopsteun voor niet-agrarische activiteiten in plattelandsgebieden is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag als wordt voldaan aan dit artikel en aan hoofdstuk I van deze verordening.
2.
De steun moet aan de twee onderstaande voorwaarden voldoen:
- a)
hij wordt in een van de volgende vormen verleend in het kader van een strategisch GLB-plan overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115:
- i)
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd,
- ii)
als aanvullende nationale financiering bij de in punt i) genoemde steun;
- b)
hij is identiek aan de desbetreffende maatregel van het in punt a) bedoelde strategisch GLB-plan.
3.
Er wordt steun verleend aan de volgende categorieën begunstigden:
- a)
landbouwers of leden van een landbouwhuishouden in plattelandsgebieden die diversifiëren naar niet-agrarische activiteiten;
- b)
kleine en micro-ondernemingen in plattelandsgebieden;
- c)
natuurlijke personen in plattelandsgebieden.
4.
Als het in lid 3, punt a), bedoelde lid van een landbouwhuishouden een rechtspersoon of een groep rechtspersonen is, moet dat lid op het tijdstip dat de steunaanvraag wordt ingediend, een landbouwactiviteit op het landbouwbedrijf uitoefenen.
5.
De steun is afhankelijk van de indiening van een bedrijfsplan bij de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.
Het bedrijfsplan bevat de volgende gegevens:
- a)
de economische beginsituatie van de begunstigde;
- b)
mijlpalen en streefcijfers voor de ontwikkeling van de nieuwe activiteiten van de begunstigde;
- c)
nadere gegevens over de acties die vereist zijn voor de ontwikkeling van de activiteiten van de begunstigde, zoals gegevens over investeringen, opleiding en advies.
Het bedrijfsplan heeft een looptijd van hoogstens vijf jaar.
6.
De laatste tranche wordt slechts betaald als het in lid 5 bedoelde bedrijfsplan correct is uitgevoerd. Bij de vaststelling van het steunbedrag houden de lidstaten rekening met de sociaaleconomische toestand in het gebied waarop het strategisch GLB-plan betrekking heeft.
7.
De steun bedraagt ten hoogste 100 000 EUR per begunstigde.