Rb. Rotterdam, 15-09-2017, nr. 10/692170-16
ECLI:NL:RBROT:2017:7403
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
15-09-2017
- Zaaknummer
10/692170-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:7403, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 15‑09‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 15‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Seksueel corrumperen, voorwaardelijke gevangenisstraf, taakstraf
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/692170-16
Datum uitspraak: 15 september 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M. Jansen, advocaat te Spijkenisse.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2017.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- -
veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren met de navolgende bijzondere voorwaarden in het kader van reclasseringstoezicht: 1. meldplicht en 2. verplichte ambulante behandeling voor zedendelinquenten.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit en heeft daartoe de navolgende verweren gevoerd.
Uitsluiting van verklaringen aangeefster en getuige
Aangevoerd is dat de verklaringen van [naam slachtoffer] (hierna: aangeefster) en [naam getuige] (hierna: getuige) niet tot het bewijs zouden mogen bijdragen vanwege het feit dat de verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn. De verklaringen zouden zijn gebaseerd op speculaties van aangeefster en de getuige, die op dat moment een leeftijd hadden waarop de interesse in seksualiteit in ontwikkeling is en ideeën en fantasieën daarover de vrije loop worden gelaten. De door aangeefster en de getuige in oktober/november afgelegde verklaringen moeten bovendien worden uitgesloten vanwege het bestaande gevaar van beïnvloeding. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de getuige bij haar eerste verklaring nog geen enkel idee had hoe ze de bewegingen die zij heeft waargenomen, zou moeten beschrijven. In haar tweede verklaring zou de getuige volgens de verdediging ineens weten te vertellen dat het om aftrekbewegingen zou zijn gegaan. De verdediging verbindt daaraan de conclusie dat het niet anders kan zijn dat er in de periode tussen april en oktober/november 2016 met en tussen beide meisjes is gesproken over de gebeurtenissen waardoor zij mogelijk zijn beïnvloed.
Ontbreken van wettig en overtuigend bewijs
De verdediging heeft bepleit dat er ten aanzien van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is omdat zowel aangeefster als de getuige niet zouden hebben waargenomen wat zich afspeelde op het moment dat de verdachte in zijn auto passeerde. Voorts heeft de verdediging betoogd dat de verdachte een plausibele uitleg zou hebben gegeven voor hetgeen door aangeefster en de getuige zou zijn waargenomen. De verdachte zou immers al rijdend, in een periode waarin hij de tijd tussen twee klussen doodde, op zijn telefoon onderzoek hebben gedaan naar bouwkundige rapportages in verband met de aanschaf van zijn huis. Volgens de verdediging zou de verdachte deze scrollende beweging op zijn telefoon bewust ter hoogte van zijn kruis – en daarmee zo veel mogelijk uit het zicht – hebben uitgevoerd teneinde een mogelijke boete te voorkomen. Ten tijde van het tweede moment dat de verdachte door aangeefster en de getuige wordt gezien, zou hij volgens eigen zeggen hebben staan plassen.
Voorts wordt aangevoerd dat de getuige op geen enkel moment de penis van de verdachte heeft gezien en dat zij tevens heeft verklaard dat ook aangeefster tegen haar zou hebben gezegd dat zij de penis van de verdachte niet zelf heeft gezien.
Ontbreken van seksuele handelingen
Door de verdediging is tevens betoogd dat er op geen enkel moment door de verdachte een seksuele handeling is verricht. De verdediging stelt dat het enkel tonen van de penis aan een derde geen seksuele handeling oplevert.
Geen opzet op waarneming derde
De verdediging stelt voorts dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het opzet heeft gehad om een ander getuige te laten zijn van een seksuele handeling of van de aanblik van het masturberen of van zijn penis.
Ontbreken van een ontuchtig oogmerk
Tot slot bepleit de verdediging dat, mocht de rechtbank van mening zijn dat er een seksuele handeling heeft plaatsgevonden, uit niets blijkt dat het aangeefster en de getuige laten zijn van de betreffende handeling, zou zijn verricht met een seksueel oogmerk. Volgens de verdediging blijkt uit niets dat de verdachte aan het tonen een seksuele beleving zou hebben gehad.
4.1.2.
Beoordeling
Het verweer dat de verklaringen van aangeefster en de getuige moeten worden uitgesloten van het bewijs wordt door de rechtbank verworpen omdat zij, net als de officier van justitie, van oordeel is dat de meisjes een uitgebreide en gedetailleerde verklaring bij de politie hebben afgelegd die in hoofdlijnen met elkaar overeenkomen en dat op geen enkele wijze blijkt dat zij elkaar napraten of dat er sprake is geweest van wederzijdse beïnvloeding. Er bestaat geen reden om de verklaringen van aangeefster en de getuige onbetrouwbaar te achten. Het is ook niet zo dat de verklaring van aangeefster na verloop van tijd specifieker is geworden. De minieme verschillen in de verklaringen doen geenszins afbreuk aan de geloofwaardigheid ervan.
De verklaringen vinden bovendien niet alleen steun in elkaar, maar worden ook grotendeels door de verdachte zelf bevestigd.
Immers, aan de hand van de in het dossier bevindende verklaringen van zowel aangeefster, de getuige als de verdachte zelf, is vast komen te staan dat de verdachte op 19 april 2016 heeft gereden en diverse malen is gestopt op de fietsroute van de naar huis fietsende meisjes. Tevens bevestigt de verdachte dat hij op enig moment de schuifdeur van zijn bus heeft open gedaan en het geleken kan hebben dat hij iets uit de bus pakte. Hoewel de verdachte een andere verklaring geeft over wat hij aan het doen was, bevestigt de verdachte bovendien dat hij in de auto ter hoogte van zijn kruis bewegingen heeft gemaakt met zijn hand en op enig moment buiten naast zijn bus stond met zijn penis in zijn hand.
De verklaringen van aangeefster en de getuige kunnen dan ook dienen tot bewijs.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het eerste moment dat de meisjes met de verdachte worden geconfronteerd (het moment waarop de verdachte de meisjes al rijdend passeerde), niet kan worden bewezen dat de verdachte zichzelf aan het bevredigen was. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende is vast te stellen dat de verdachte dergelijke handelingen daadwerkelijk verrichtte op het moment dat hij de meisjes passeerde.
Ten aanzien van het tweede moment is dit anders. Uit verklaringen van aangeefster en de getuige blijkt dat de verdachte zich op enig moment met de penis in de hand richting hen heeft omgedraaid en daarbij zijn stijve penis heeft getoond. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, dat hij in de auto alleen maar bezig was met zijn telefoon en naast de auto stond te plassen, acht de rechtbank niet aannemelijk. De verdachte verklaart pas tijdens zijn tweede verhoor bij de politie dat hij zou hebben staan plassen. Pas nadat hij geconfronteerd wordt met de verklaring van de meisjes dat zij gezien hebben dat de schuifdeur werd geopend en het leek alsof de verdachte iets uit de bus pakte, verklaart de verdachte dat hij ook wat in de bus heeft moeten vast zetten. De verklaring van de verdachte dat hij eerst in de bus bezig is geweest, vervolgens is gaan plassen terwijl er op dat moment nog niemand te zien was, en hij daarna is omgedraaid, is niet te rijmen met de verklaring van de meisjes die beiden verklaren over het openen van de schuifdeur waarna de verdachte iets in de bus lijkt te pakken en het direct daarna maken van een draaiende beweging in hun richting op het moment dat zij langs fietsten. Ook de omstandigheid dat aangeefster verklaart over een stijve penis maakt de verklaring van de verdachte dat hij slechts aan het plassen was niet geloofwaardig.
Het door de verdediging gevoerde verweer dat door de verdachte geen seksuele handelingen zijn verricht, slaagt niet aangezien de rechtbank van oordeel is dat het tonen van de stijve penis in het openbaar aan twee voorbij rijdende meisjes wel degelijk als een dergelijke handeling valt aan te merken. Het bestanddeel seksuele handelingen omvat mede het begrip ontuchtige handeling. Ontuchtige handelingen betreffen handelingen van seksuele aard die in strijd met de sociaal-ethische norm zijn. De rechtbank is van oordeel dat het (publiekelijk) tonen van een stijve penis aan twee voorbijgaande minderjarige scholieren sociaal-ethisch onaanvaardbaar is en acht dan ook bewezen dat ook aan het bestanddeel van de seksuele handeling is voldaan.
Het meer subsidiaire verweer dat er bij de verdachte geen opzet is geweest op waarneming van de seksuele handeling van verdachte door een derde, wordt eveneens verworpen. Immers, uit de verklaringen van aangeefster en de getuige blijkt evident dat verdachte eerst de schuifdeur van zijn bus opende, vervolgens naar voren boog de bus in, en zich tot slot, op het moment dat de meisjes langs fietsten, richting hen omdraaide en zijn (stijve) penis aan hen toonde. Deze omdraaiende beweging maakt volgens de rechtbank dat er wel degelijk opzet heeft bestaan om een derde, in deze de beide meisjes, getuige te laten zijn van deze, naar het oordeel van de rechtbank, seksuele handeling.
Daar komt bij dat de rechtbank uit de gang van zaken afleidt dat de verdachte bewust de nabijheid van de meisjes heeft opgezocht. Volgens de verklaring van de verdachte reed hij wat rond, uitsluitend om de tijd tussen twee klussen te doden. Terwijl hij dat deed was hij op zijn telefoon onderzoek aan het doen naar bouwtechnische keuringen. Om te voorkomen dat hij een boete zou krijgen voor het bedienen van zijn telefoon terwijl hij aan het autorijden was, zou hij zijn telefoon vervolgens ter hoogte van zijn kruis – en daarmee zoveel mogelijk uit het zicht – gebruiken, terwijl hij dikwijls moest stoppen als hij wat moest typen. De verdachte heeft geen enkele uitleg gegeven waarom hij op déze locatie - een eind van de klussen af – rond ging rijden om vervolgens van alles op zijn telefoon op te zoeken met het risico op een bekeuring, terwijl hij alle tijd had om dit in een stilstaande auto te doen. Daar komt bij dat de verdachte de meisjes meermalen op een relatief lang stuk van de route is blijven tegenkomen, hen heeft gepasseerd, de bus heeft stil gezet en hen hem weer heeft laten passeren, tot het moment dat hij op de route van de meisjes is stil gaan staan met zijn bus en daar juist in het zicht van de richting waaruit de meisjes aan kwamen fietsen is gaan staan met zijn ontblote geslachtsdeel in zijn hand.
Ten aanzien van het verweer dat er geen sprake was van een ontuchtig oogmerk overweegt de rechtbank tot slot dat, blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht, sprake is van een ontuchtig oogmerk als de verdachte voor zijn eigen seksueel gerief een jeugdige aanwezig laat zijn bij seksuele handelingen. Uit de door aangeefster en getuige afgelegde verklaringen volgt volgens de rechtbank dat de verdachte een seksuele handeling heeft gepleegd in het zicht van minderjarigen beneden de 16 jaar, voor zijn eigen seksueel gerief. De verdachte heeft immers op het moment dat de meisjes voorbij fietsten zijn (stijve) penis aan hen getoond. Bij gebreke van enige andere verklaring met betrekking tot het motief voor dit handelen, kan het volgens de rechtbank dan ook niet anders zijn dat hij uit eigen gerief heeft gehandeld. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(primair)
hij op 19 april 2016 te Barendrecht en/of te Ridderkerk, een persoon, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte in het zicht en ten overstaan van [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001, zijn penis getoond aan die [naam slachtoffer] , waarbij hij, verdachte de aandacht van die [naam slachtoffer] trok door - in zijn, verdachtes, bedrijfswagen/bestelbus, langzaam naast die [naam slachtoffer] te rijden en te blijven rijden en vervolgens - (even verderop) die bedrijfswagen/bestelbus tot stilstand te brengen langs de weg en naast/langs het fietspad en - (op het moment dat die [naam slachtoffer] op de fiets voorbijreed) zich om te draaien in de richting van die [naam slachtoffer] en zijn ontblootte penis te tonen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feit
Het bewezen feit levert op:
Met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering straf
7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft aangeefster en haar vriendin die samen van school naar huis fietsten met zijn busje enige tijd op de route gekruist waarbij hij bijzondere belangstelling voor hen leek te hebben. Aangeefster zag hem eenmaal voorbijrijdend in zijn bus handelingen bij zijn kruis verrichten en uiteindelijk stond de verdachte langs het fietspad waar aangeefster en haar vriendin fietsten met zijn stijve penis in zijn hand en toonde deze aan aangeefster. Het is duidelijk dat aangeefster en de getuige erg van het voornoemde geschrokken zijn en dat het hele voorval, dat begon met het volgen door de verdachte en eindigde met de confrontatie met de penis van de verdachte, hen erg beangstigd heeft. Aangeefster en getuige zijn volstrekt ongewild in deze situatie terecht gekomen, waarin verdachte uitsluitend gehandeld heeft uit eigen seksueel gerief.
De verdachte heeft hiermee de grenzen die gelden binnen de maatschappij en het strafrecht, overschreden. Kinderen moeten in hun ontwikkeling beschermd worden tegen het ongewild zien van seksuele handelingen van anderen.
Uit het voegingsformulier, namens aangeefster ingediend door haar vader ( [naam vader slachtoffer] ), blijkt dat er tot op dit moment nog gevoelens van angst zijn en dat er sprake is van een geestelijke nasleep.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 juli 2017.
De kans op recidive wordt door de reclassering als laag ingeschat. De tenlastelegging zou een grote impact op zowel verdachte als zijn partner hebben (gehad). Voorts worden er geen interventies voorgesteld, onthoudt de reclassering zich van een advies over de sanctie en richt zij zich naar het oordeel van de rechtbank.
Psycholoog, drs. T. ’t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 mei 2017. De verdachte heeft echter iedere medewerking aan het onderzoek geweigerd wat maakt dat de psycholoog geen diagnostisch onderzoek heeft kunnen doen en derhalve antwoord heeft kunnen geven op de gestelde onderzoeksvragen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij slechts voor eigen gerief twee minderjarige meisjes, zonder dat zij dit wilden, in een dergelijke angstaanjagende situatie heeft gebracht. Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie een taakstraf van na te noemen duur, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Met betrekking tot de aan de verdachte op te leggen voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden overweegt de rechtbank dat uit de proceshouding van de verdachte niet valt af te leiden dat hij het verwerpelijke van zijn handelen inziet. Het feit dat de verdachte op geen enkele wijze inzicht heeft gegeven in zijn denk- en leefwereld (de verdachte heeft immers geweigerd mee te werken aan een onderzoek door de psycholoog), maakt dat buitengewoon slecht is in te schatten of de verdachte in de toekomst weer dergelijk gedrag zal gaan vertonen. De rechtbank acht het gevaar voor een terugval in delict gedrag, gezien de aard van de gedraging, aanwezig. Gelet op het voornoemde is de rechtbank dan ook van oordeel dat een behandeling geboden is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
8. Vordering benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] als wettelijk vertegenwoordiger (ouder) van slachtoffer [naam slachtoffer] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 14,22 aan materiële schade en een vergoeding van € 275,00 aan immateriële schade en verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen nu deze genoegzaam is onderbouwd. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu er een algehele vrijspraak is bepleit.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de onderbouwing van de gestelde immateriële schade geheel ontbreekt, reden waarom de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 150,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het meerdere zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 april 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 164,22 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
10. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- -
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- -
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- -
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- -
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- -
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij een, door de reclassering aan te wijzen, ambulante forensische zorginstelling voor zedendelinquenten en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling dan wel behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 56 (zesenvijftig) uren te verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 28 dagen;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen een bedrag van € 164,22 (zegge: honderdvierenzestig euro en tweeëntwintig eurocent), bestaande uit € 14,22 aan materiële schade en € 150,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 164,22 (hoofdsom, zegge: honderdvierenzestig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 164,22 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 (drie) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en J.W. Langeler, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.M. van Herwijnen en B.A.M. Elst, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 april 2016 te Barendrecht en/of te Ridderkerk, althans in Nederland, een persoon, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) in het zicht en/of ten overstaan van [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001, zichzelf afgetrokken en/of zijn penis getoond aan die [naam slachtoffer] , waarbij hij, verdachte de aandacht van die [naam slachtoffer] trok door - in zijn, verdachtes, bedrijfswagen/bestelbus, langzaam naast die [naam slachtoffer] te rijden en/of te blijven rijden en/of vervolgens - (even verderop) die bedrijfswagen/bestelbus tot stilstand te brengen langs de weg en/of naast/langs het fietspad en/of - (op het moment dat die [naam slachtoffer] op de fiets voorbijreed) zich om te draaien in
de richting van die [naam slachtoffer] en zijn ontblootte penis te tonen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 april 2016 te Barendrecht en/of te Ridderkerk, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten aan de Rijksstraatweg, door zich af te trekken en/of
zijn penis te tonen aan [naam slachtoffer] .