RO 2017/52
403-verklaring. Schuldeisersverzet. Komt een schuldeiser een beroep op verzet in de zin van art. 2:404 lid 5 BW toe indien het bestaan en de omvang van zijn vordering worden betwist door de partij die de 403-verklaring heeft ingetrokken? (SNS Bank N.V./Poorthuis en Dekker q.q.)
HR 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:546
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 2017
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, G. de Groot, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/00335
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926446:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:546, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1326, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑01‑2016
- Wetingang
Essentie
403-verklaring. Schuldeisersverzet.
Komt een schuldeiser een beroep op verzet in de zin van art. 2:404 lid 5 BW toe indien het bestaan en de omvang van zijn vordering worden betwist door de partij die de 403-verklaring heeft ingetrokken?
Samenvatting
SNS Bank en SNS Reaal hebben een verklaring ex art. 2:403 BW afgegeven voor respectievelijk Propertize en PRPZ, twee (indirect) dochtervennootschappen. Propertize enerzijds heeft een financieringsovereenkomst gesloten met een aantal vennootschappen, die in staat van faillissement zijn verklaard. De curatoren van deze vennootschappen begroten het bedoeltekort op € 157 miljoen. Zij menen dat de boedel een vordering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.