Hof Arnhem-Leeuwarden, 21-12-2021, nr. 200.261.169
ECLI:NL:GHARL:2021:11653
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
21-12-2021
- Zaaknummer
200.261.169
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:11653, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 21‑12‑2021; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
NTHR 2022, afl. 2, p. 73
Uitspraak 21‑12‑2021
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. In deze zaak gaat het om de afwikkeling van de schade als gevolg van de supercel die op 23 juni 2016 over Brabant e.o. raasde. In deze zaak gaat het specifiek over de schadeafwikkeling van de asbestcementhoudende dakbedekking, waarvoor Interpolis gebruik maakt van een TNO-rapport van 2011 (en daarop gebaseerde interne richtlijn) waarin gradaties worden gegeven om de aanmerkelijke slijtage van asbestcementdaken te kunnen beoordelen. Het hof oordeelt dat sprake is van aanmerkelijke slijtage (TNO-rapport en daarop gebaseerde interne richtlijn van Interpolis) en dat Interpolis de uitkering kan baseren op 15% van de vervangingswaarde en niet op de herbouwwaarde.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.261.169
(zaaknummer rechtbank Gelderland NL18.23574)
arrest van 21 december 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
h.o.d.n. Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Interpolis,
advocaat: mr. D.J. van der Kolk,
tegen:
1. de vennootschap onder firma Melkveebedrijf [appellante1] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en haar vennoten
2. [appellant2]
3. [appellante3],
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: [appellant2] (in enkelvoud),
advocaat: mr. Th.S.A. Berkhout.
1. Het geding voor de rechtbank
Voor het geding voor de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 5 april 2019 dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 30 april 2019,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord (met één bijlage).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 van het (bestreden) vonnis van 5 april 2019.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
Waarover gaat deze zaak?
4.1
Als gevolg van een overtrekkende storm (een supercel) op 23 juni 2016 over Zuidoost- Brabant en ook over het bedrijf van [appellant2] heeft [appellant2] onder meer (hagel)schade geleden aan de asbestcementhoudende dakbedekking van vijf gebouwen.
Het gaat om de gebouwen 101 (bergplaats), 103 (materieel loods), 104 (ligbox), 105 (loods) en 107 (jongveestal). Een door Interpolis ingeschakelde expert ( Kleinsman ) heeft de totale schade vastgesteld op € 83.604,82. Kleinsman heeft op basis van een interne richtlijn en een door hem ingevulde matrix het afschrijvingspercentage van de asbestcementhoudende dakbedekking van de vijf gebouwen bepaald, geconcludeerd dat sprake is van “aanmerkelijke slijtage” als bedoeld in de polisvoorwaarden en op basis van de vervangingswaarde gekozen - als uniforme regeling - voor een afschrijving van 75%. Interpolis heeft vervolgens 25% van de schade aan de daken willen vergoeden. Hiermee is [appellant2] het niet eens en is de onderhavige procedure (bij de rechtbank) opgestart.
4.2
[appellant2] heeft gevorderd dat Interpolis haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst nakomt, met onder meer veroordeling van Interpolis tot het doen van een schade-uitkering van (afgerond) € 119.678. De rechtbank heeft zakelijk samengevat geoordeeld dat Interpolis niet heeft kunnen aantonen dat sprake is van aanmerkelijke slijtage van de asbestcementhoudende daken en dat Interpolis daarom op basis van de herbouwwaarde ook de schade van de asbesthoudende daken aan [appellant2] dient te vergoeden.
4.3
Met deze beslissing is Interpolis het niet eens en zij heeft daarom hoger beroep ingesteld. Interpolis heeft vier grieven aangevoerd die er kort gezegd op neerkomen dat het hof opnieuw moet beoordelen of sprake is van ‘aanmerkelijke slijtage’ zoals Interpolis aanvoert.
4.4
Het hof oordeelt anders dan de rechtbank en geeft Interpolis gelijk in het hoger beroep. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel is gekomen.
De polisvoorwaarden en de begrippenlijst
4.5
[appellant2] heeft voor zijn melkveebedrijf een verzekeringsovereenkomst (een Bedrijven Compact Polis) met Interpolis gesloten. Op deze overeenkomst zijn de Verzekeringsvoorwaarden BCP (Bedrijven Compact Polis Agrarisch) versie 5.4 (januari 2015) van toepassing.
De navolgende bepalingen zijn in deze zaak van belang:
(pagina 10):
Omvang van de verzekering
De verzekering dekt schade aan bedrijfsgebouwen die volgens het verzekeringsbewijs verzekerd zijn op deze voorwaarden, als de schade is ontstaan door hagel.
(…)
(pagina 15)
Schaderegeling
(…)
Door wie wordt de schade vastgesteld
De omvang van de schade en de hoogte van de kosten worden vastgesteld:
• ofwel in onderling overleg;
• ofwel, bij onderling goedvinden, door één expert;
• ofwel, als partijen dat wensen, door twee ter zake deskundige experts, waarvan er één wordt benoemd door de verzekerde en één door ons.
(…)
(pagina 16)
Waardebasis
Bij gebouwen uitgezonderd (…)
De herbouwwaarde geldt als basis voor de schadevaststelling. (…)
Echter in de volgende gevallen hanteren wij de vervangingswaarde:
• als er sprake is van aanmerkelijke slijtage of achterstallig onderhoud van de beschadigde zaak;
• (…).
Uit de begrippenlijst die behoren bij de Verzekeringsvoorwaarden BCP zijn de navolgende bepalingen van belang:
(pagina 9)
Herbouwwaarde
Het bedrag dat nodig is voor herbouw van het gebouw onmiddellijk na de gebeurtenis op dezelfde plaats en met dezelfde bestemming.
(…)
(pagina 23)
Vervangingswaarde
De herbouwwaarde, verminderd met een aftrek wegens slijtage en/of achterstallig
onderhoud. (…)
De interne richtlijn van Interpolis
4.6
Interpolis, althans haar expert Kleinsman heeft de vergoeding van 25% van de schade aan de asbesthoudende daken gebaseerd op een door haar (Interpolis) gehanteerde “Interne richtlijn asbesthoudende dakbedekking en gevelbekleding” die als volgt luidt:
1. Doel van de richtlijn
We willen duidelijkheid en eenduidigheid verschaffen over de bepaling van de restlevensduur van asbestdaken en -gevelbekleding. Dit doen we voor schadebehandelaars, experts in geval van schade en aan acceptanten en risicoadviseurs in geval van acceptatie. Het middel dat we hiertoe bieden is een richtlijn met een beoordelingssysteem om de mate van verwering te bepalen van asbesthoudende dakbedekking en gevelbeplating van agrarische bedrijfsgebouwen. (…)
2. Omvang van de schade bepalen
Interpolis Bedrijven Compact Polis Agrarisch
Een asbestdak als onderdeel van een agrarisch bedrijfsgebouw behoort volgens de verzekeringsvoorwaarden BCP-agrarisch versie 5.2,. 5.3 en 5.4 tot het begrip bedrijfsgebouw.
De waardebasis die bij schaderegeling wordt gehanteerd voor het begrip bedrijfsgebouw is
herbouwwaarde, tenzij anders wordt vermeld op de polis. Als er sprake is van aanmerkelijke slijtage of achterstallig onderhoud wordt volgens de voorwaarden de schade op basis van vervangingswaarde vastgesteld.
Richtlijn
In praktijk blijkt dat asbesthoudende dakbedekking en gevelbekleding door ouderdom en invloeden van buitenaf behoorlijk aan slijtage onderhevig zijn. Ais er sprake is van 'aanmerkelijke slijtage' wordt volgens de verzekeringsvoorwaarden de schade op basis van vervangingswaarde vastgesteld. De vervangingswaarde is de herbouwwaarde, verminderd met een aftrek wegens slijtage en/of achterstallig onderhoud.
De volgende stappen moeten voor een asbestdak doorlopen worden om de mate van slijtage te bepalen:
1) Bepalen van de leeftijd van het dak.
2) Bepalen van score met het 'Beoordelingssysteem verwering asbestdaken', zie Tabel 1.
3) Op basis van uitkomst 1) en uitkomst 2) bepalen restlevensduur met 'Beoordeling restlevensduur op basis van leeftijd asbestdak en score verwering', zie Tabel 2.
4) Bepalen van het afschrijvingspercentage volgens de volgende formule:
leeftijd asbestdak / (leeftijd asbestdak + restlevensduur asbestdak) x 100%
5) Als de afschrijving meer dan 60% is, is er sprake van aanmerkelijke slijtage en is de waardebasis van het asbestdak vervangingswaarde. De minimale vervangingswaarde van het asbestdak bedraagt 15% van de herbouwwaarde.
Het TNO-rapport van 2011
4.7
De onder 4.6 genoemde interne richtlijn is gebaseerd op een rapport van TNO van 30 augustus 2011 (TNO-060-UT-2011-01523) “Beoordeling van schade aan asbestcementdaken in de agrarische sector”.
In de samenvatting van dit rapport staat onder meer vermeld:
In de agrarische industrie zijn asbestcement golfplaten op grote schaal toegepast als dakbedekking op schuren en stallen. Door veroudering en externe factoren zoals weersinvloeden en ammoniakdampen raken de asbestcement platen gecorrodeerd en verweerd. (…) Het dak gaat uiteindelijk lekken en wordt onbruikbaar.
Er bestaat echter nogal onduidelijkheid over het begrip ‘verweerd’ en al in het verleden ging men op zoek naar een éénduidige methode om de verwering vast te stellen. Ook bij Achmea Agro kampt men met hetzelfde probleem: Hoe kan verwering aan- en veroudering van- een asbestcementdak éénduidig en objectief worden vastgesteld ?
In opdracht van Achmea Agro is door TNO daarom een onderzoek uitgevoerd dat
bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Een literatuurstudie naar bestaande methoden, waaronder ook eerder door TNO uitgevoerd onderzoek, om de verweringsgraad van asbestcement daken objectief vast te stellen;
2. het ontwikkelen van een eenvoudig te hanteren beoordelingssystematiek waarmee Achmea Agro op basis van de beschikbare expertise de mate van verwering in relatie tot de fysieke sterkte op objectieve wijze kan schatten.
Het gebruik van min of meer kwantitatieve methoden biedt nauwelijks extra informatie ten opzichte van een visuele beoordeling. Gebleken is dat een eenvoudig te hanteren beoordeling op basis van visuele inspectie de beste methode is om de mate van verwering op objectieve wijze te kunnen schatten.
Door gebruik te maken van een score-tabel worden alle relevante gegevens en externe factoren die van belang zijn voor het bepalen van de restlevensduur in een puntenscore vastgelegd. Aan de hand van deze puntenscore in combinatie met de leeftijd van de dakbeplating wordt daarna een schatting gegeven van de restlevensduur van het asbestcement dak.
De beschreven systematiek dient als leidraad voor de schade-expert bij het bepalen van de fysieke (rest)levensduur van de dakbeplating. Aan de milieuaspecten van asbestcement daken (emissie van asbestvezels naar het milieu) wordt door Achmea Agro in ander verband aandacht besteed.
Onderstaande criteria zijn in de beoordelingssystematiek verwerkt:
• het productiejaar van de dakplaat (leeftijd),
• aanwezigheid van een coating,
• het gebruik van het gebouw,
• de hellingshoek van het dak,
• de montage en conditie van het plaatmateriaal (interne matrix),
• de conditie van het oppervlak door verwering,
• ventilatie binnen het gebouw.
De objectiviteit van de criteria kan worden vergroot door middel van duidelijk
instructies in de vorm van een protocol en het leveren van illustraties c.q. foto’s die
als vergelijkingsmateriaal gebruikt kunnen worden.
De schadeafwikkeling in deze zaak
4.8
Na melding van de schade is eerst de schade-expert Slotman van Interpolis bij [appellant2] op locatie geweest (11 juni 2016 en 8 september 2016). Omdat het ging om schade aan asbesthoudende daken heeft [appellant2] de firma Asdesk B.V. ingeschakeld om hiervan een inventarisatie te maken alvorens tot sanering of sloop zou worden overgegaan. In haar rapport van 29 september 2016 heeft Asdesk geconstateerd dat de asbesthoudende daken licht (of soms zwaar) beschadigd en matig verweerd zijn. Daarna heeft de schade-expert Kleinsman in december 2016 het bedrijf van [appellant2] bezocht voor een schade-inventarisatie aan onder meer de beschadigde asbesthoudende daken. Vanaf januari 2017 is tussen [appellant2] en Kleinsman discussie ontstaan over met name de schadeafwikkeling van de asbesthoudende daken. [appellant2] heeft toen een eigen expert ingeschakeld, Von Reth contra-expertise, die op 27 februari 2018 ter plaatse een visuele inspectie heeft uitgevoerd. Von Reth constateerde een beperkte slijtage van de dakplaten, een lichte aantasting van het oppervlak van de dakplaten en beperkte mosgroei. Volgens Von Reth is de wijze van benadering/berekening van Interpolis wat betreft de afschrijving met name tot stand gekomen door de factor leeftijd. Op 3 juli 2018 heeft Kleinsman uiteindelijk zijn expertiserapport opgesteld waarin de totale schade is vastgesteld op € 83.604,82; de schade aan de asbesthoudende daken is op basis van de door Kleinsman ingevulde matrix (met scores per gebouw) bepaald; deze matrix behoort bij de interne richtlijn van Interpolis. Op basis van die scores en de restlevensduur op basis van de leeftijd van de asbestdaken heeft Kleinsman per gebouw verschillende afschrijvingspercentages vastgesteld, die zich bevinden tussen de 100% en 74%. Interpolis heeft er echter voor gekozen om de schades uniform te regelen op basis van een afschrijving van 75% voor alle vijf gebouwen en heeft 25% van de schade willen vergoeden. Interpolis heeft voorts als grondslag voor de uitkering de vervangingswaarde (en niet de herbouwwaarde) genomen omdat sprake is van ‘aanmerkelijke slijtage’ volgens de polis (waardebasis).
Herbouwwaarde of vervangingswaarde?
4.9
De kern van het geschil draait om de vraag of de schade aan de asbesthoudende daken, die onderdeel vormen van de verzekerde gebouwen, op basis van de herbouwwaarde moet worden vergoed (de hoofdregel volgens de polis) of op basis van de vervangingswaarde, omdat sprake is van ‘aanmerkelijke slijtage’ (de uitzondering). Interpolis beroept zich op die uitzondering, zodat volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en bewijslast hiervan op Interpolis rust.
Aanmerkelijke slijtage?
4.10
Interpolis heeft (onder grief 3) aangegeven dat het begrip ‘aanmerkelijke slijtage’ niet is gedefinieerd in de begrippenlijst bij de polis. Uitleg van dit begrip is dan noodzakelijk. Interpolis doet dat aan de hand van het Van Dale woordenboek en vat het begrip aldus samen dat (aanmerkelijke) slijtage ziet op de (aanzienlijke, grote) achteruitgang van een product. In deze gaat het om het product asbestcementplaat en de aanmerkelijke slijtage kan op grond van verschillende factoren worden vastgesteld. De schade-expert kan niet louter op visueel waarneembare elementen beoordelen of sprake is van aanmerkelijke slijtage van de asbesthoudende dakplaten; daarom moeten ook de technische aspecten worden meegewogen. Een deskundige wordt ingeschakeld vanwege zijn deskundigheid, die gebruik maakt van zijn (eigen) kennis en van externe bronnen van informatie, onderzoeken en handleidingen die doorgaans geen onderdeel zijn van de verzekeringsovereenkomst. Het rapport van TNO biedt handvatten om in de praktijk de verwering van een dak met asbesthoudende (cement)platen concreet te kunnen beoordelen. Daarom moeten ook de technische aspecten van de oorspronkelijke beplating in relatie tot de visuele en de waarneembare aspecten in de beoordeling betrokken te worden. De schade-experts zijn driemaal ter plaatse geweest en uit de foto’s (en hun waarnemingen) blijkt dat sprake is van verweerde, aanmerkelijk versleten, extreem oude daken vol mosgroei
4.11
[appellant2] heeft de uitleg van Interpolis van het begrip ‘aanmerkelijke slijtage’ niet (gemotiveerd) bestreden. [appellant2] heeft wel aangevoerd dat in het TNO-rapport (steeds) gesproken wordt over het ‘verweren’ van asbestcementplaten hetgeen wat anders is dan aanmerkelijke slijtage, zo verstaat het hof dit betoog (memorie van antwoord onder 85-86). [appellant2] betwist dat sprake is van aanmerkelijke slijtage van de daken. [appellant2] heeft zijn verweer onderbouwd met inschakeling van Von Reth contra-expertise om door bouwtechnisch onderzoek vast te stellen of er sprake is van achterstallig onderhoud en/of (aanmerkelijke) slijtage. Op 27 februari 2018 heeft daartoe een visuele inspectie (door [naam1] ) plaatsgevonden. [naam1] heeft eveneens kennis genomen van de stukken van Interpolis ( Kleinsman ) betreffende de afwikkeling van de schade aan de vijf asbesthoudende daken. De bevindingen van [naam1] komen in grote lijnen overeen met die van Kleinsman , behalve dat volgens [naam1] bij alle gebouwen sprake is van een goed geventileerde toepassing (kennelijk ook bij de gebouwen 104 en 105). [naam1] meent dat de afschrijving van de asbesthoudende daken voornamelijk tot stand is gekomen door de factor leeftijd in tabel 2. De technische levensduur van de asbesthoudende dakplaten bij toepassing boven veestallen wordt algemeen beperkt tot 40-50 jaar. De functionaliteit van de daken voldoet volgens [naam1] nog altijd. De afschrijving van 60% of meer die Interpolis hanteert voor aanmerkelijke slijtage suggereert verlies van functionaliteit (en daarmee van het voorkomen van lekkages, die niet zijn vastgesteld).
4.12
Het hof oordeelt als volgt. Zoals [appellant2] heeft betoogd spreekt het TNO-rapport inderdaad niet over ‘aanmerkelijke slijtage’ (in deze zaak een verzekeringsrechtelijk begrip in de polis; de uitleg daarvan is door Interpolis hiervoor onder 4.10 weergegeven). Het onderzoek van TNO is gericht op het verweren van de asbestcementplaten (waarbij de sterkte van de dakplaten afneemt, gevoeliger wordt voor beschadigingen door wind/hagel enz.). Hiervoor heeft TNO een systematiek ontwikkeld die als leidraad dient voor de schade-expert bij het bepalen van de fysieke (rest)levensduur van de dakplaten. Het TNO-rapport is, zoals eerder weergegeven, een hulpmiddel voor het bepalen van de mate van slijtage van de asbesthoudende dakplaten en dit hulpmiddel is door Interpolis neergelegd in de vijf beschreven stappen in de interne richtlijn (zie onder rechtsoverweging 4.6). Bij een afschrijving van 60% of meer is sprake van aanmerkelijke slijtage (stap 5).
4.13
Niet in geschil is dat partijen (stilzwijgend) ervoor hebben gekozen om de schade vast te laten stellen door de schade-expert van Interpolis, zoals neergelegd in de schaderegeling (pagina 15 van de verzekeringsvoorwaarden; zie ook onder rechtsoverweging 4.5). De schade-expert Kleinsman heeft onder meer de schade aan de asbesthoudende dakplaten van de vijf gebouwen onderzocht en heeft hiervoor gebruik gemaakt van de interne richtlijn van Interpolis die gebaseerd is op het TNO-rapport. De inhoud en grondslagen van dit TNO-rapport, onder meer over de levensduur van asbestcementdaken en over de handleiding/beoordeling van asbestcementdaken, is niet (gemotiveerd) bestreden door [appellant2] . Het feit dat de interne richtlijn met de bijbehorende tabellen 1 en 2 (de matrix) geen deel uitmaken van de onderhavige verzekeringsovereenkomst betekent niet dat de schade-expert hiervan geen gebruik zou mogen maken bij de vaststelling van de schade, waaronder ook is begrepen de mate van (aanmerkelijke) slijtage. De interne richtlijn is door de schade-expert als hulpmiddel/instrument gebruikt ter objectivering en onderbouwing van de schade aan de vijf asbesthoudende daken. De door Kleinsman ingevulde tabel 1 (“Beoordelingssysteem verwering asbestdaken”) van de vijf gebouwen is inhoudelijk niet (gemotiveerd) betwist: er is sprake van ongecoate dakplaten, er is tevens sprake van enkele beschadigingen (gaten, afgebrokkelde randen, beginnende scheurvorming, bevestigingsbouten deels verdwenen of weggeroest), de conditie van het oppervlak is licht-matig aangetast (enkele vezelstructuren zijn zichtbaar) en er is mosgroei aanwezig (behalve bij gebouw 107). Een en ander is ook zichtbaar gemaakt op de overgelegde foto’s van de gebouwen (bewijsstuk 3 verweerschrift) en de niet bestreden toelichting bij deze foto’s in de memorie van grieven (onder 6.41-6.46). Bij de gebouwen 104 en 107 is (in 2016) sprake van mestopslag (gebruik) en bij de gebouwen 104 en 105 is sprake van slechte of geen ventilatie. De beoordeling van de levensduur van de asbesthoudende dakplaten van de vijf gebouwen is vervolgens door Kleinsman in een matrix (tabel 2, “Beoordeling restlevensduur op basis van leeftijd asbestdak en score verwering”) geplaatst, waarvan de uitkomst is dat gebouw 101 (43 jaar oud) voor 96% is afgeschreven, gebouw 103 (43 jaar oud) voor 96% afgeschreven, gebouw 104 (43 jaar oud) voor 100% afgeschreven, gebouw 105 (44 jaar oud) voor 100% afgeschreven en gebouw 107 (28 jaar oud) voor 74% afgeschreven. Interpolis heeft in de interne richtlijn bepaald dat als de afschrijving meer dan 60% bedraagt, sprake is van aanmerkelijke slijtage (met een minimale vervangingswaarde die 15% bedraagt van de herbouwwaarde).
4.14
Het hof constateert dat het begrip functionaliteit, dat door de contra-expert [naam1] ( Von Reth ) wordt geïntroduceerd, nergens wordt gehanteerd in de verzekeringsvoorwaarden (en de begrippenlijst), in het TNO-rapport en in de daarop gebaseerde interne richtlijn van Interpolis. In het TNO-rapport is beschreven dat door veroudering en externe factoren zoals weersinvloeden en ammoniakdampen de asbestcementplaten gecorrodeerd en verweerd raken. Uiteindelijk gaat het dak lekken en wordt het onbruikbaar. De (drie) factoren (veroudering, weersomstandigheden en ammoniakdampen) zorgen ervoor dat het bindmiddel cement zal uitlogen waardoor de mechanische sterkte van het dak afneemt en het dak gevoeliger wordt voor beschadigingen door bijvoorbeeld wind of hagel. De leeftijd van de asbestcementplaten is de meest objectieve maat om de conditie van de interne cementstructuur te beoordelen, aldus nog steeds het TNO-rapport. Deze bevindingen van TNO zijn niet (gemotiveerd) bestreden door [appellant2] en/of Von Reth . Dat de leeftijd van de asbestcementplaten van de daken een belangrijke factor is om de conditie en daarmee ook de aanmerkelijke slijtage vast te stellen, hetgeen het hof kan volgen gezien de bevindingen in het TNO-rapport, laat onverlet dat ook de andere factoren hierbij meetellen. De beschrijving van TNO dat door de drie factoren de mechanische sterkte van het asbestcement dak afneemt en het dak daardoor gevoeliger wordt voor beschadigingen en dat het dak uiteindelijk gaat lekken past in (de uitleg van) het begrip (aanmerkelijk) slijtage: de (aanzienlijke) achteruitgang van een product. De interne richtlijn van Interpolis is gebaseerd op het TNO-rapport en is daarmee bruikbaar ter vaststelling van de mate van (aanmerkelijke) slijtage in individuele gevallen door de schade-expert. Interpolis heeft met het expertiserapport van Kleinsman genoegzaam en deugdelijk onderbouwd dat sprake is van aanmerkelijke slijtage van de asbesthoudende daken van de vijf gebouwen van [appellant2] . Het rapport van Von Reth legt hiertegen onvoldoende gewicht in de schaal.
4.15
Het betoog van [appellant2] ten slotte (memorie van antwoord nummers 92-94), dat geen sprake is van aanmerkelijke slijtage van de (verzekerde) gebouwen hetgeen wat anders is dan aanmerkelijke slijtage van de asbesthoudende daken, gaat niet op. De asbesthoudende daken zijn onderdeel van de verzekerde gebouwen en gelden ook volgens Interpolis als onderdeel van de verzekerde zaak. Het zijn ook de asbesthoudende daken waaraan de schade is opgetreden. Partijen hebben hun debat over de vervangings- respectievelijk herbouwwaarde dan ook, vanzelfsprekend, steeds betrokken op de asbesthoudende daken zelf en niet op de gebouwen in hun geheel.
Afrondende beschouwingen
4.16
Interpolis heeft met het rapport van Kleinsman deugdelijk onderbouwd dat sprake is van aanmerkelijk slijtage van de vijf asbesthoudende daken, hetgeen tot gevolg heeft dat Interpolis de hoogte van de uitkering kan baseren op de vervangingswaarde. [appellant2] heeft met het rapport van Von Reth hiertegen onvoldoende, steekhoudend verweer gevoerd. Aan enige bewijslevering van zijn kant komt het hof niet toe. Aan een deskundigenbericht heeft het hof geen behoefte.
4.17
[appellant2] heeft voor de rechtbank een bedrag gevorderd van € 61.854,82 excl. btw op basis van het niet door hem geaccordeerde schade-overzicht van Interpolis (€ 83.604,82 minus € 1.750 eigen risico en minus € 20.000 voorschot). Dit schadebedrag komt exact overeen met de schadevaststelling door Kleinsman waarin gerekend is met 25% uitkering vervangingswaarde van de vijf asbesthoudende daken. Dit bedrag kan dan ook worden toegewezen, met daarover de gevorderde en de door Interpolis niet bestreden wettelijke rente vanaf 23 juni 2016 zoals de rechtbank heeft toegewezen. Het hof ziet geen grond voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten nu deze vordering verder niet is onderbouwd, zoals ook de rechtbank al had overwogen.
Daarnaast vorderde [appellant2] de resterende 75% van de schade aan de asbesthoudende daken, te weten € 48.573,07 (daarover gaat dit geschil naar de kern genomen) en een bedrag van € 9.250 voor het niet vergoede deel van het isolatiemateriaal. Het eerstgenoemde bedrag wordt afgewezen nu Interpolis niet gehouden is de resterende 75% van de schade aan de daken te betalen. Het tweede bedrag van € 9.250 is door de rechtbank toegewezen en kan in stand blijven nu tegen dit onderdeel door Interpolis in hoger beroep geen gemotiveerde bezwaren zijn aangevoerd (zij heeft overigens ook in eerste aanleg daartegen geen verweer gevoerd).
Omdat partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld zal het hof de proceskosten van de rechtbankprocedure tussen partijen compenseren.
4.18
Het hoger beroep van Interpolis slaagt en het vonnis zal daarom vernietigd worden met inachtneming van de voorgaande oordelen onder 4.17. Interpolis heeft onbestreden aangevoerd dat zij op 18 juli 2019 op verzoek van [appellant2] en op grond van het (bestreden) vonnis van 5 april 2019 een bedrag heeft betaald van € 134.692,57 en zij wenst dit bedrag terug te ontvangen (met daarover wettelijke rente vanaf 19 juli 2019). Deze vordering zal het hof niet toewijzen: partijen kunnen zelf uitrekenen wat door Interpolis onverschuldigd te veel is betaald op basis van hetgeen in hoger beroep is beslist.
Omdat [appellant2] voor wat betreft het hoger beroep heeft te gelden als de overwegend in het ongelijk te stellen partij, zal [appellant2] worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Interpolis, met de daarover gevorderde wettelijke rente zoals hierna opgenomen in het dictum en de nakosten.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland (zittingsplaats Zutphen) met bovenvermeld zaaknummer en doet opnieuw recht;
- veroordeelt Interpolis tot betaling van een bedrag van € 71.104,82 excl. btw met daarover de wettelijke rente vanaf 23 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening (18 juli 2019);
- compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
5.2
veroordeelt [appellant2] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Interpolis vastgesteld op € 5.463,83 voor verschotten (griffierecht € 5.382,-en kosten dagvaarding € 81,83) en op € 2.031,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (1 punt tarief IV), te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
5.3
veroordeelt [appellant2] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening van de uitspraak in geval [appellant2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening.
5.4
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Janse, R.A. Dozy en J. Israël, is ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.