Richtlijn 2011/98/EU betreffende aanvraagprocedure gecombineerde vergunning onderdanen derde landen om te verblijven en te werken op grondgebied lidstaat, alsmede gemeenschappelijk pakket rechten werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven
Artikel 12 Recht op gelijke behandeling
Geldend
Geldend van 24-12-2011 tot 22-05-2026
- Bronpublicatie:
13-12-2011, PbEU 2011, L 343 (uitgifte: 23-12-2011, regelingnummer: 2011/98/EU)
- Inwerkingtreding
24-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2011, PbEU 2011, L 343 (uitgifte: 23-12-2011, regelingnummer: 2011/98/EU)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
Werknemers uit derde landen als bedoeld in artikel 3, lid 1,onder b) en c), worden in de lidstaten waar zij verblijven op dezelfde manier behandeld als nationale onderdanen, op het vlak van:
- a)
arbeidsvoorwaarden, zoals salaris, ontslag en veiligheid en gezondheid op het werk;
- b)
vrijheid van vereniging en aansluiting bij en lidmaatschap van een werkgevers- of werknemersorganisatie, of een andere organisatie waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, met inbegrip van de door dergelijke organisaties verschafte voordelen, zonder dat wordt geraakt aan de nationale bepalingen inzake openbare orde en openbare veiligheid;
- c)
onderwijs en beroepsopleiding;
- d)
erkenning van diploma's, certificaten en andere beroepskwalificaties, overeenkomstig de geldende nationale procedures;
- e)
de takken van de sociale zekerheid als omschreven in Verordening (EG) nr. 883/2004;
- f)
belastingvoordelen, voor zover de werknemer geacht wordt in de betrokken lidstaat zijn fiscale woonplaats te hebben;
- g)
toegang tot goederen en diensten, en de levering van voor het publiek beschikbare goederen en diensten, waaronder procedures voor het verkrijgen van huisvesting overeenkomstig het nationale recht, zonder afbreuk te doen aan de vrijheid om contracten af te sluiten overeenkomstig het recht van de Unie en het nationale recht;
- h)
door arbeidsbureaus verleende adviesdiensten.
2.
De lidstaten mogen beperkingen stellen aan de gelijke behandeling:
- a)
in lid 1, onder c), door:
- i)
de toepassing daarvan te beperken tot werknemers uit een derde land die in loondienst zijn of in loondienst geweest zijn en die als werkloos geregistreerd staan;
- ii)
die werknemers uit derde landen uit te sluiten die tot hun grondgebied zijn toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2004/114/EG;
- iii)
studie- en onderhoudstoelagen en -leningen of andere toelagen en leningen uit te sluiten;
- iv)
voor toegang tot universitair en postsecundair onderwijs en tot beroepsopleidingen die niet rechtstreeks met de specifieke beroepsactiviteit verband houden, specifieke eisen te stellen onder andere ten aanzien van talenkennis en de betaling van school- of collegegeld, overeenkomstig het nationale recht;
- b)
door de rechten die in lid 1, onder e), aan werknemers uit derde landen worden toegekend, te beperken, waarbij zij deze rechten evenwel niet mogen beperken voor werknemers uit derde landen die in loondienst zijn of ten minste gedurende zes maanden in loondienst zijn geweest en die als werkloos geregistreerd staan.
Tevens kunnen de lidstaten besluiten dat lid 1, onder e), waar het om gezinsbijslagen gaat, niet van toepassing is op onderdanen van derde landen die toestemming hebben voor een periode van ten hoogste zes maanden op hun grondgebied te werken, op onderdanen van derde landen die voor studiedoeleinden zijn toegelaten en op onderdanen van derde landen die mogen werken omdat ze een visum bezitten;
- c)
in lid 1, onder f), ten aanzien van belastingvoordelen, door de toepassing daarvan te beperken tot gevallen waarin de officiële of gebruikelijke woonplaats van de gezinsleden van de werknemer uit een derde land voor wie deze op uitkeringen aanspraak maakt, op het grondgebied van de betrokken lidstaat gelegen is;
- d)
in lid 1, onder g), door:
- i)
de toepassing ervan te beperken tot werknemers uit derde landen die in loondienst zijn;
- ii)
de toegang tot huisvesting te beperken.
3.
Het bij lid 1 vastgestelde recht van gelijke behandeling doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaat om de op grond van deze richtlijn verstrekte verblijfsvergunning, de voor andere doeleinden dan werk verstrekte verblijfsvergunning of enige andere vergunning om in een lidstaat arbeid te verrichten, in te trekken of niet te verlengen.
4.
Werknemers uit derde landen die naar een derde land verhuizen, of hun nagelaten betrekkingen die in een derde land wonen en rechten aan die werknemers ontlenen, ontvangen onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde tarieven als onderdanen van de betrokken lidstaten wanneer die naar een derde land verhuizen, bij ouderdom, invaliditeit of overlijden wettelijke prestaties, gebaseerd op de vroegere arbeid van de werknemer en verworven overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde wetgeving.