ABRvS, 05-02-2014, nr. 201300917/1/A3
ECLI:NL:RVS:2014:288
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
05-02-2014
- Zaaknummer
201300917/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:288, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 05‑02‑2014; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDOR:2012:1338, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 05‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 22 december 2011 heeft de burgemeester een aanvraag van [belanghebbende] om verlening van vergunning voor de exploitatie van [bedrijf] aan de [locatie] te Dordrecht afgewezen.
201300917/1/A3.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Dordrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 18 december 2012 in zaak nr. 12/485 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Dordrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2011 heeft de burgemeester een aanvraag van [belanghebbende] om verlening van vergunning voor de exploitatie van [bedrijf] aan de [locatie] te Dordrecht afgewezen.
Bij besluit van 12 april 2012 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de door de burgemeester verzochte beperkte kennisneming van het advies van 6 september 2011 dat het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur op verzoek van de burgemeester heeft uitgebracht gerechtvaardigd geoordeeld.
[appellant] heeft aan de Afdeling toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft daarop kennis genomen van het advies.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2014, waar [appellant] in persoon en de burgemeester, vertegenwoordigd door mrs. R.W. Veldhuis en M.F.H. Hirsch Ballin, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende] verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de burgemeester hem als verhuurder van het pand, waarin het theehuis is gevestigd, ten onrechte in de besluitvorming heeft betrokken, omdat er nooit enige vorm van samenwerking tussen hem en [belanghebbende] is geweest en geen zakelijk samenwerkingsverband tussen hen bestaat. Voorts wordt hij valselijk beschuldigd van onder meer overtreding van de Opiumwet en het witwassen van crimineel verdiende gelden. De tegen hem gerichte vermoedens zijn niet op feiten gebaseerd, hetgeen ook volgt uit een door hem overgelegd uittreksel uit het Justitieel Documentatie Systeem. De valse aantijgingen zijn slechts bedoeld om hem in een kwaad daglicht te stellen bij zijn huurders en bij de Turkse gemeenschap, aldus [appellant].
1.1. Dit is louter een herhaling van wat [appellant] bij de rechtbank heeft aangevoerd. Deze is in de aangevallen uitspraak hierop ingegaan. In hoger beroep heeft [appellant] niet aangevoerd, dat en waarom de desbetreffende overwegingen onjuist, dan wel onvolledig zijn. Het aangevoerde geeft daarom geen aanleiding om die uitspraak te vernietigen.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
97-773.