CRvB, 19-01-2012, nr. 10/372 WWB-W3
ECLI:NL:CRVB:2012:BV2001
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
19-01-2012
- Magistraten
N.J. van Vulpen-Grootjans, O.L.H.W.I. Korte, W.F. Claessens
- Zaaknummer
10/372 WWB-W3
- LJN
BV2001
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2012:BV2001, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 19‑01‑2012
Uitspraak 19‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Derde verzoek om wraking wordt niet in behandeling genomen. Tijdens het voortgezette onderzoek heeft verzoeker de behandelende rechters voor de derde maal gewraakt, waarna het onderzoek ter zitting andermaal is geschorst. Nu de Raad bij zijn beslissing van 6 december 2011 met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb heeft bepaald dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen, zal de Raad dienovereenkomstig beslissen op het na de beslissing van 6 december 2011 gedane verzoek om wraking.
N.J. van Vulpen-Grootjans, O.L.H.W.I. Korte, W.F. Claessens
Partij(en)
BESLISSING
op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan door:
[verzoeker], zonder vaste woon- of verblijfplaats (verzoeker),
I. Inleiding
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 9 december 2009, 09/973, in het geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (college).
Tijdens het onderzoek ter zitting op 27 september 2011 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelende rechters N.J. van Vulpen-Grootjans, O.L.H.W.I. Korte en W.F. Claessens (behandelende rechters), waarna het onderzoek ter zitting is geschorst. Bij beslissing van 24 oktober 2011 heeft de wrakingskamer van de Raad het wrakingsverzoek afgewezen, waarna aan verzoeker en het college is meegedeeld dat het onderzoek in de hoger beroepszaak wordt voortgezet ter zitting van 6 december 2011.
Tijdens het onderzoek ter zitting van 6 december 2011 heeft verzoeker opnieuw de behandelende rechters gewraakt, waarna het onderzoek ter zitting wederom is geschorst. Vervolgens heeft de wrakingskamer van de Raad het verzoek op 6 december 2011 behandeld.
Het proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 6 december 2011 vermeldt het volgende:
- ‘7.
Aan het thans aan de orde zijnde verzoek om wraking heeft verzoeker, blijkens het proces-verbaal van de zitting van 6 december 2011 en zijn mondelinge toelichting op dit verzoek, ten grondslag gelegd dat hij het instituut Centrale Raad van Beroep niet erkent als een wettig rechtscollege en dat de behandelende rechters deel uitmaken van dit instituut, dat hem laat creperen en de hongerdood laat sterven.
- 8.
Verzoeker stelt dat de aangevoerde bezwaren gericht zijn tegen de drie individuele rechters. Hij heeft hierbij als reden opgegeven dat zij deel uitmaken van een instituut dat hij niet als wettig rechtscollege erkent. Naar het oordeel van de Raad is deze aangevoerde wrakingsgrond niet gericht tegen de persoon van de rechters, maar kan deze niet anders worden opgevat dan te zijn gericht tegen elk lid van de Raad en elke kamer in welke samenstelling dan ook, derhalve tegen de Raad als zodanig. De Raad stelt vast dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:16, vierde lid, van de Awb, reden waarom dit verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen. De Raad stelt tevens vast dat verzoeker in dezelfde hoger beroepszaak tot tweemaal toe een niet geslaagd verzoek tot wraking heeft gedaan op dezelfde grond en dat dit tweede wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen. Dit rechtvaardigt de conclusie dat verzoeker het instrument van wraking heeft misbruikt. De Raad bepaalt dan ook, gebruikmakend van de hem in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb in verbinding met artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet gegeven bevoegdheid, dat een volgend verzoek om wraking van een of meer van de behandelende rechters in deze hoger beroepszaak van verzoeker niet in behandeling wordt genomen.’
Hierna is het onderzoek ter zitting in de hoger beroepszaak op 6 december 2011 hervat en voortgezet. Tijdens het voortgezette onderzoek heeft verzoeker de behandelende rechters voor de derde maal gewraakt, waarna het onderzoek ter zitting andermaal is geschorst.
II. Overwegingen
Nu de Raad bij zijn beslissing van 6 december 2011 met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb heeft bepaald dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen, zal de Raad dienovereenkomstig beslissen op het na de beslissing van 6 december 2011 gedane verzoek om wraking.
III. Beslissing
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bepaalt dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2012.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) E. Heemsbergen.