NJ 1959/195
HR, 02-12-1958
HR 02-12-1958, ECLI:NL:HR:1958:112
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 december 1958
- Magistraten
Mrs. van der Meulen, Feber, van Berckel, Westerouen van Meeteren [Rapp.], Kazemier
- Zaaknummer
[021958/NJ_1959-195]
- Conclusie
Mr. Van Oosten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS137492:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1958:112, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑12‑1958
- Wetingang
(Sv art. 359.)
Samenvatting
Het derde middel betwist — terecht — niet, dat het Hof de daarin vermelde ontkentenis van requirante als bewijsmiddel heeft gebezigd, doch strekt blijkbaar ten betoge, dat dit bewijsmiddel vermelding had behoren te vinden nevens die der overige gebruikte bewijsmiddelen, vóór de boven weergegeven beslissing omtrent de bewezenverklaring. Het middel stelt echter aldus aan de inkleding van het bestreden arrest een eis, welke noch in art. 359 Sv. noch in enig ander wettelijk voorschrift steun vindt.
Voorgaande uitspraak
Op het beroep van B. J. P., echtgenote van B. W. V., zonder beroep, te D., requirante van cassatie tegen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.