Einde inhoudsopgave
Verordening op de advocatuur
Artikel 3.16 Toelating tot beroepsopleiding advocaten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
30-11-2021, Stcrt. 2021, 49239 (uitgifte: 14-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2021, Stcrt. 2021, 49239 (uitgifte: 14-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
1.
Een stagiaire schrijft zich voor of bij aanvang van de stage bij de uitvoeringsorganisatie in voor de beroepsopleiding advocaten via de Nederlandse orde van advocaten. Indien een stagiaire voorafgaand aan de aanvang van de beroepsopleiding de basistest heeft afgelegd, legt hij bij de inschrijving, doch uiterlijk voor aanvang van de beroepsopleiding hiervan een bewijsstuk over aan de algemene raad. Het bewijsstuk dient bij aanvang van de beroepsopleiding advocaten niet ouder te zijn dan één jaar.
2,
Een stagiaire is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten en wordt in staat gesteld het onderwijs te volgen indien en voor zo lang:
- a.
hij is ingeschreven op het tableau;
- b.
de stage voortduurt;
- c.
het cursus- en examengeld binnen de betalingstermijn is voldaan; en
- d.
de algemene raad de deelname aan de beroepsopleiding advocaten niet heeft beëindigd wegens fraude.
3.
Een stagiaire die niet meer is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten behoudt zijn toetskansen.
4.
De algemene raad stelt nadere regels vast omtrent het bewijsstuk, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin.
5.
De algemene raad kan van het tweede lid, aanhef en onderdelen b en c, afwijken in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.